vervoeging van de bedrijvende vorm van aderlaten | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | aderlaten | ader te laten | ||||||
toekomend | zullen aderlaten aderlaten zullen |
te zullen aderlaten aderlaten te zullen | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben adergelaten | te hebben adergelaten | ||||||
toekomend | adergelaten zullen hebben | adergelaten te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
aderlatend | adergelaten | ev. aderlaat |
mv. verouderd aderlaat |
aderlate | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |
tegenwoordig (o.t.t.) | aderlaat | aderlaat | aderlaat | aderlaat | aderlaat | aderlaten | aderlaten | aderlaten | |
verleden (o.v.t.) | aderliet | aderliet | aderliet | aderlaat | aderliet | aderlieten | aderlieten | aderlieten | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal aderlaten | zult/zal aderlaten | zult/zal aderlaten | zult aderlaten | zal aderlaten | zullen aderlaten | zullen aderlaten | zullen aderlaten | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou aderlaten | zou aderlaten | zou(dt) aderlaten | zoudt aderlaten | zou aderlaten | zouden aderlaten | zouden aderlaten | zouden aderlaten | |
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |
tegenwoordig (o.t.t.) | aderlaat | aderlaat | aderlaat | aderlaat | aderlaat | aderlaten | aderlaten | aderlaten | |
verleden (o.v.t.) | aderliet | aderliet | aderliet | aderliet | aderliet | aderlieten | aderlieten | aderlieten | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal aderlaten aderlaten zal |
zult/zal aderlaten aderlaten zult/zal |
zult/zal aderlaten aderlaten zult/zal |
zult aderlaten aderlaten zult |
zal aderlaten aderlaten zal |
zullen aderlaten aderlaten zullen |
zullen aderlaten aderlaten zullen |
zullen aderlaten aderlaten zullen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou aderlaten aderlaten zou |
zou aderlaten aderlaten zou |
zou(dt) aderlaten aderlaten zou(dt) |
zoudt aderlaten aderlaten zoudt |
zou aderlaten aderlaten zou |
zouden aderlaten aderlaten zouden |
zouden aderlaten aderlaten zouden |
zouden aderlaten aderlaten zouden | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb adergelaten | hebt adergelaten | hebt/heeft adergelaten | hebt adergelaten | heeft adergelaten | hebben adergelaten | hebben adergelaten | hebben adergelaten | |
verleden (v.v.t.) | had adergelaten | had adergelaten | had adergelaten | hadt adergelaten | had adergelaten | hadden adergelaten | hadden adergelaten | hadden adergelaten | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal adergelaten hebben | zal/zult adergelaten hebben | zult/zal adergelaten hebben | zult adergelaten hebben | zal adergelaten hebben | zullen adergelaten hebben | zullen adergelaten hebben | zullen adergelaten hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou adergelaten hebben | zou adergelaten hebben | zou/zoudt adergelaten hebben | zoudt adergelaten hebben | zou adergelaten hebben | zouden adergelaten hebben | zouden adergelaten hebben | zouden adergelaten hebben | |
onpersoonlijke lijdende vorm adergelaten worden | |||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||
tegenwoordig | er wordt adergelaten | er is adergelaten | |||||||
verleden | er werd adergelaten | er was adergelaten | |||||||
toekomend | er zal adergelaten worden | er zal adergelaten zijn | |||||||
voorwaardelijk | er zou adergelaten worden | er zou adergelaten zijn |