vervoeging van de bedrijvende vorm van adoreren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | adoreren | te adoreren | ||||||||
toekomend | zullen adoreren | te zullen adoreren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben geadoreerd | te hebben geadoreerd | ||||||||
toekomend | geadoreerd zullen hebben | geadoreerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
adorerend | geadoreerd | ev. adoreer |
mv. verouderd adoreert |
adorere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | adoreer | adoreert | adoreert | adoreert | adoreert | adoreren | adoreren | adoreren | |||
verleden (o.v.t.) | adoreerde | adoreerde | adoreerde | adoreerde | adoreerde | adoreerden | adoreerden | adoreerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal adoreren | zult/zal adoreren | zult/zal adoreren | zult adoreren | zal adoreren | zullen adoreren | zullen adoreren | zullen adoreren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou adoreren | zou adoreren | zou(dt) adoreren | zoudt adoreren | zou adoreren | zouden adoreren | zouden adoreren | zouden adoreren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb geadoreerd | hebt geadoreerd | hebt/heeft geadoreerd | hebt geadoreerd | heeft geadoreerd | hebben geadoreerd | hebben geadoreerd | hebben geadoreerd | |||
verleden (v.v.t.) | had geadoreerd | had geadoreerd | had geadoreerd | hadt geadoreerd | had geadoreerd | hadden geadoreerd | hadden geadoreerd | hadden geadoreerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geadoreerd hebben | zal/zult geadoreerd hebben | zult/zal geadoreerd hebben | zult geadoreerd hebben | zal geadoreerd hebben | zullen geadoreerd hebben | zullen geadoreerd hebben | zullen geadoreerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geadoreerd hebben | zou geadoreerd hebben | zou/zoudt geadoreerd hebben | zoudt geadoreerd hebben | zou geadoreerd hebben | zouden geadoreerd hebben | zouden geadoreerd hebben | zouden geadoreerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm geadoreerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt geadoreerd | er is geadoreerd | |||||||||
verleden | er werd geadoreerd | er was geadoreerd | |||||||||
toekomend | er zal geadoreerd worden | er zal geadoreerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou geadoreerd worden | er zou geadoreerd zijn | |||||||||
lijdende vorm geadoreerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | geadoreerd worden | geadoreerd te worden | ||||||||
toekomend | geadoreerd zullen worden | geadoreerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | geadoreerd zijn | geadoreerd te zijn | ||||||||
toekomend | geadoreerd zullen zijn | geadoreerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word geadoreerd | wordt geadoreerd | wordt geadoreerd | wordt geadoreerd | wordt geadoreerd | worden geadoreerd | worden geadoreerd | worden geadoreerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd geadoreerd | werd geadoreerd | werd geadoreerd | werdt geadoreerd | werd geadoreerd | werden geadoreerd | werden geadoreerd | werden geadoreerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal geadoreerd worden | zult geadoreerd worden | zult geadoreerd worden | zult geadoreerd worden | zal geadoreerd worden | zullen geadoreerd worden | zullen geadoreerd worden | zullen geadoreerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou geadoreerd worden | zou geadoreerd worden | zou/zoudt geadoreerd worden | zoudt geadoreerd worden | zou geadoreerd worden | zouden geadoreerd worden | zouden geadoreerd worden | zouden geadoreerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben geadoreerd | bent geadoreerd | bent/is geadoreerd | zijt geadoreerd | is geadoreerd | zijn geadoreerd | zijn geadoreerd | zijn geadoreerd | |||
verleden (v.v.t.) | was geadoreerd | was geadoreerd | was geadoreerd | waart geadoreerd | was geadoreerd | waren geadoreerd | waren geadoreerd | waren geadoreerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geadoreerd zijn | zult geadoreerd zijn | zult geadoreerd zijn | zult geadoreerd zijn | zal geadoreerd zijn | zullen geadoreerd zijn | zullen geadoreerd zijn | zullen geadoreerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geadoreerd zijn | zou geadoreerd zijn | zou/zoudt geadoreerd zijn | zoudt geadoreerd zijn | zou geadoreerd zijn | zouden geadoreerd zijn | zouden geadoreerd zijn | zouden geadoreerd zijn |