vervoeging van de bedrijvende vorm van afbestellen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | afbestellen | af te bestellen | ||||||||
toekomend | zullen afbestellen af zullen bestellen |
te zullen afbestellen af te zullen bestellen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben afbesteld | te hebben afbesteld | ||||||||
toekomend | afbesteld zullen hebben | afbesteld te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
afbestellend | afbesteld | ev. bestel af |
mv. verouderd bestelt af |
bestelle af (bijzin) afbestelle | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | bestel af | bestelt af | bestelt af | bestelt af | bestelt af | bestellen af | bestellen af | bestellen af | |||
verleden (o.v.t.) | bestelde af | bestelde af | bestelde af | bestelde af | bestelde af | bestelden af | bestelden af | bestelden af | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal afbestellen | zult/zal afbestellen | zult/zal afbestellen | zult afbestellen | zal afbestellen | zullen afbestellen | zullen afbestellen | zullen afbestellen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou afbestellen | zou afbestellen | zou(dt) afbestellen | zoudt afbestellen | zou afbestellen | zouden afbestellen | zouden afbestellen | zouden afbestellen | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | afbestel | afbestelt | afbestelt | afbestelt | afbestelt | afbestellen | afbestellen | afbestellen | |||
verleden (o.v.t.) | afbestelde | afbestelde | afbestelde | afbestelde | afbestelde | afbestelden | afbestelden | afbestelden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal afbestellen af zal bestellen |
zult/zal afbestellen af zult/zal bestellen |
zult/zal afbestellen af zult/zal bestellen |
zult afbestellen af zult bestellen |
zal afbestellen af zal bestellen |
zullen afbestellen af zullen bestellen |
zullen afbestellen af zullen bestellen |
zullen afbestellen af zullen bestellen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou afbestellen af zou bestellen |
zou afbestellen af zou bestellen |
zou(dt) afbestellen af zou(dt) bestellen |
zoudt afbestellen af zoudt bestellen |
zou afbestellen af zou bestellen |
zouden afbestellen af zouden bestellen |
zouden afbestellen af zouden bestellen |
zouden afbestellen af zouden bestellen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb afbesteld | hebt afbesteld | hebt/heeft afbesteld | hebt afbesteld | heeft afbesteld | hebben afbesteld | hebben afbesteld | hebben afbesteld | |||
verleden (v.v.t.) | had afbesteld | had afbesteld | had afbesteld | hadt afbesteld | had afbesteld | hadden afbesteld | hadden afbesteld | hadden afbesteld | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal afbesteld hebben | zal/zult afbesteld hebben | zult/zal afbesteld hebben | zult afbesteld hebben | zal afbesteld hebben | zullen afbesteld hebben | zullen afbesteld hebben | zullen afbesteld hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou afbesteld hebben | zou afbesteld hebben | zou/zoudt afbesteld hebben | zoudt afbesteld hebben | zou afbesteld hebben | zouden afbesteld hebben | zouden afbesteld hebben | zouden afbesteld hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm afbesteld worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt afbesteld | er is afbesteld | |||||||||
verleden | er werd afbesteld | er was afbesteld | |||||||||
toekomend | er zal afbesteld worden | er zal afbesteld zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou afbesteld worden | er zou afbesteld zijn | |||||||||
lijdende vorm afbesteld worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | afbesteld worden | afbesteld te worden | ||||||||
toekomend | afbesteld zullen worden | afbesteld te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | afbesteld zijn | afbesteld te zijn | ||||||||
toekomend | afbesteld zullen zijn | afbesteld te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word afbesteld | wordt afbesteld | wordt afbesteld | wordt afbesteld | wordt afbesteld | worden afbesteld | worden afbesteld | worden afbesteld | |||
verleden (o.v.t.) | werd afbesteld | werd afbesteld | werd afbesteld | werdt afbesteld | werd afbesteld | werden afbesteld | werden afbesteld | werden afbesteld | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal afbesteld worden | zult afbesteld worden | zult afbesteld worden | zult afbesteld worden | zal afbesteld worden | zullen afbesteld worden | zullen afbesteld worden | zullen afbesteld worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou afbesteld worden | zou afbesteld worden | zou/zoudt afbesteld worden | zoudt afbesteld worden | zou afbesteld worden | zouden afbesteld worden | zouden afbesteld worden | zouden afbesteld worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben afbesteld | bent afbesteld | bent/is afbesteld | zijt afbesteld | is afbesteld | zijn afbesteld | zijn afbesteld | zijn afbesteld | |||
verleden (v.v.t.) | was afbesteld | was afbesteld | was afbesteld | waart afbesteld | was afbesteld | waren afbesteld | waren afbesteld | waren afbesteld | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal afbesteld zijn | zult afbesteld zijn | zult afbesteld zijn | zult afbesteld zijn | zal afbesteld zijn | zullen afbesteld zijn | zullen afbesteld zijn | zullen afbesteld zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou afbesteld zijn | zou afbesteld zijn | zou/zoudt afbesteld zijn | zoudt afbesteld zijn | zou afbesteld zijn | zouden afbesteld zijn | zouden afbesteld zijn | zouden afbesteld zijn |