vervoeging van de bedrijvende vorm van afficheren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | afficheren | te afficheren | ||||||||
toekomend | zullen afficheren | te zullen afficheren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben geafficheerd | te hebben geafficheerd | ||||||||
toekomend | geafficheerd zullen hebben | geafficheerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
afficherend | geafficheerd | ev. afficheer |
mv. verouderd afficheert |
affichere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | afficheer | afficheert | afficheert | afficheert | afficheert | afficheren | afficheren | afficheren | |||
verleden (o.v.t.) | afficheerde | afficheerde | afficheerde | afficheerde | afficheerde | afficheerden | afficheerden | afficheerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal afficheren | zult/zal afficheren | zult/zal afficheren | zult afficheren | zal afficheren | zullen afficheren | zullen afficheren | zullen afficheren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou afficheren | zou afficheren | zou(dt) afficheren | zoudt afficheren | zou afficheren | zouden afficheren | zouden afficheren | zouden afficheren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb geafficheerd | hebt geafficheerd | hebt/heeft geafficheerd | hebt geafficheerd | heeft geafficheerd | hebben geafficheerd | hebben geafficheerd | hebben geafficheerd | |||
verleden (v.v.t.) | had geafficheerd | had geafficheerd | had geafficheerd | hadt geafficheerd | had geafficheerd | hadden geafficheerd | hadden geafficheerd | hadden geafficheerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geafficheerd hebben | zal/zult geafficheerd hebben | zult/zal geafficheerd hebben | zult geafficheerd hebben | zal geafficheerd hebben | zullen geafficheerd hebben | zullen geafficheerd hebben | zullen geafficheerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geafficheerd hebben | zou geafficheerd hebben | zou/zoudt geafficheerd hebben | zoudt geafficheerd hebben | zou geafficheerd hebben | zouden geafficheerd hebben | zouden geafficheerd hebben | zouden geafficheerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm geafficheerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt geafficheerd | er is geafficheerd | |||||||||
verleden | er werd geafficheerd | er was geafficheerd | |||||||||
toekomend | er zal geafficheerd worden | er zal geafficheerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou geafficheerd worden | er zou geafficheerd zijn | |||||||||
lijdende vorm geafficheerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | geafficheerd worden | geafficheerd te worden | ||||||||
toekomend | geafficheerd zullen worden | geafficheerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | geafficheerd zijn | geafficheerd te zijn | ||||||||
toekomend | geafficheerd zullen zijn | geafficheerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word geafficheerd | wordt geafficheerd | wordt geafficheerd | wordt geafficheerd | wordt geafficheerd | worden geafficheerd | worden geafficheerd | worden geafficheerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd geafficheerd | werd geafficheerd | werd geafficheerd | werdt geafficheerd | werd geafficheerd | werden geafficheerd | werden geafficheerd | werden geafficheerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal geafficheerd worden | zult geafficheerd worden | zult geafficheerd worden | zult geafficheerd worden | zal geafficheerd worden | zullen geafficheerd worden | zullen geafficheerd worden | zullen geafficheerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou geafficheerd worden | zou geafficheerd worden | zou/zoudt geafficheerd worden | zoudt geafficheerd worden | zou geafficheerd worden | zouden geafficheerd worden | zouden geafficheerd worden | zouden geafficheerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben geafficheerd | bent geafficheerd | bent/is geafficheerd | zijt geafficheerd | is geafficheerd | zijn geafficheerd | zijn geafficheerd | zijn geafficheerd | |||
verleden (v.v.t.) | was geafficheerd | was geafficheerd | was geafficheerd | waart geafficheerd | was geafficheerd | waren geafficheerd | waren geafficheerd | waren geafficheerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geafficheerd zijn | zult geafficheerd zijn | zult geafficheerd zijn | zult geafficheerd zijn | zal geafficheerd zijn | zullen geafficheerd zijn | zullen geafficheerd zijn | zullen geafficheerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geafficheerd zijn | zou geafficheerd zijn | zou/zoudt geafficheerd zijn | zoudt geafficheerd zijn | zou geafficheerd zijn | zouden geafficheerd zijn | zouden geafficheerd zijn | zouden geafficheerd zijn |