vervoeging van de bedrijvende vorm van afkussen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | afkussen | af te kussen | ||||||||
toekomend | zullen afkussen af zullen kussen |
te zullen afkussen af te zullen kussen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben afgekust | te hebben afgekust | ||||||||
toekomend | afgekust zullen hebben | afgekust te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
afkussend | afgekust | ev. kus af |
mv. verouderd kust af |
kusse af (bijzin) afkusse | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | kus af | kust af | kust af | kust af | kust af | kussen af | kussen af | kussen af | |||
verleden (o.v.t.) | kuste af | kuste af | kuste af | kuste af | kuste af | kusten af | kusten af | kusten af | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal afkussen | zult/zal afkussen | zult/zal afkussen | zult afkussen | zal afkussen | zullen afkussen | zullen afkussen | zullen afkussen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou afkussen | zou afkussen | zou(dt) afkussen | zoudt afkussen | zou afkussen | zouden afkussen | zouden afkussen | zouden afkussen | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | afkus | afkust | afkust | afkust | afkust | afkussen | afkussen | afkussen | |||
verleden (o.v.t.) | afkuste | afkuste | afkuste | afkuste | afkuste | afkusten | afkusten | afkusten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal afkussen af zal kussen |
zult/zal afkussen af zult/zal kussen |
zult/zal afkussen af zult/zal kussen |
zult afkussen af zult kussen |
zal afkussen af zal kussen |
zullen afkussen af zullen kussen |
zullen afkussen af zullen kussen |
zullen afkussen af zullen kussen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou afkussen af zou kussen |
zou afkussen af zou kussen |
zou(dt) afkussen af zou(dt) kussen |
zoudt afkussen af zoudt kussen |
zou afkussen af zou kussen |
zouden afkussen af zouden kussen |
zouden afkussen af zouden kussen |
zouden afkussen af zouden kussen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb afgekust | hebt afgekust | hebt/heeft afgekust | hebt afgekust | heeft afgekust | hebben afgekust | hebben afgekust | hebben afgekust | |||
verleden (v.v.t.) | had afgekust | had afgekust | had afgekust | hadt afgekust | had afgekust | hadden afgekust | hadden afgekust | hadden afgekust | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal afgekust hebben | zal/zult afgekust hebben | zult/zal afgekust hebben | zult afgekust hebben | zal afgekust hebben | zullen afgekust hebben | zullen afgekust hebben | zullen afgekust hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou afgekust hebben | zou afgekust hebben | zou/zoudt afgekust hebben | zoudt afgekust hebben | zou afgekust hebben | zouden afgekust hebben | zouden afgekust hebben | zouden afgekust hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm afgekust worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt afgekust | er is afgekust | |||||||||
verleden | er werd afgekust | er was afgekust | |||||||||
toekomend | er zal afgekust worden | er zal afgekust zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou afgekust worden | er zou afgekust zijn | |||||||||
lijdende vorm afgekust worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | afgekust worden | afgekust te worden | ||||||||
toekomend | afgekust zullen worden | afgekust te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | afgekust zijn | afgekust te zijn | ||||||||
toekomend | afgekust zullen zijn | afgekust te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word afgekust | wordt afgekust | wordt afgekust | wordt afgekust | wordt afgekust | worden afgekust | worden afgekust | worden afgekust | |||
verleden (o.v.t.) | werd afgekust | werd afgekust | werd afgekust | werdt afgekust | werd afgekust | werden afgekust | werden afgekust | werden afgekust | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal afgekust worden | zult afgekust worden | zult afgekust worden | zult afgekust worden | zal afgekust worden | zullen afgekust worden | zullen afgekust worden | zullen afgekust worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou afgekust worden | zou afgekust worden | zou/zoudt afgekust worden | zoudt afgekust worden | zou afgekust worden | zouden afgekust worden | zouden afgekust worden | zouden afgekust worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben afgekust | bent afgekust | bent/is afgekust | zijt afgekust | is afgekust | zijn afgekust | zijn afgekust | zijn afgekust | |||
verleden (v.v.t.) | was afgekust | was afgekust | was afgekust | waart afgekust | was afgekust | waren afgekust | waren afgekust | waren afgekust | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal afgekust zijn | zult afgekust zijn | zult afgekust zijn | zult afgekust zijn | zal afgekust zijn | zullen afgekust zijn | zullen afgekust zijn | zullen afgekust zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou afgekust zijn | zou afgekust zijn | zou/zoudt afgekust zijn | zoudt afgekust zijn | zou afgekust zijn | zouden afgekust zijn | zouden afgekust zijn | zouden afgekust zijn |