vervoeging van de bedrijvende vorm van aflikken | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | aflikken | af te likken | ||||||||
toekomend | zullen aflikken af zullen likken |
te zullen aflikken af te zullen likken | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben afgelikt | te hebben afgelikt | ||||||||
toekomend | afgelikt zullen hebben | afgelikt te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
aflikkend | afgelikt | ev. lik af |
mv. verouderd likt af |
likke af (bijzin) aflikke | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | lik af | likt af | likt af | likt af | likt af | likken af | likken af | likken af | |||
verleden (o.v.t.) | likte af | likte af | likte af | likte af | likte af | likten af | likten af | likten af | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal aflikken | zult/zal aflikken | zult/zal aflikken | zult aflikken | zal aflikken | zullen aflikken | zullen aflikken | zullen aflikken | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou aflikken | zou aflikken | zou(dt) aflikken | zoudt aflikken | zou aflikken | zouden aflikken | zouden aflikken | zouden aflikken | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | aflik | aflikt | aflikt | aflikt | aflikt | aflikken | aflikken | aflikken | |||
verleden (o.v.t.) | aflikte | aflikte | aflikte | aflikte | aflikte | aflikten | aflikten | aflikten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal aflikken af zal likken |
zult/zal aflikken af zult/zal likken |
zult/zal aflikken af zult/zal likken |
zult aflikken af zult likken |
zal aflikken af zal likken |
zullen aflikken af zullen likken |
zullen aflikken af zullen likken |
zullen aflikken af zullen likken | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou aflikken af zou likken |
zou aflikken af zou likken |
zou(dt) aflikken af zou(dt) likken |
zoudt aflikken af zoudt likken |
zou aflikken af zou likken |
zouden aflikken af zouden likken |
zouden aflikken af zouden likken |
zouden aflikken af zouden likken | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb afgelikt | hebt afgelikt | hebt/heeft afgelikt | hebt afgelikt | heeft afgelikt | hebben afgelikt | hebben afgelikt | hebben afgelikt | |||
verleden (v.v.t.) | had afgelikt | had afgelikt | had afgelikt | hadt afgelikt | had afgelikt | hadden afgelikt | hadden afgelikt | hadden afgelikt | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal afgelikt hebben | zal/zult afgelikt hebben | zult/zal afgelikt hebben | zult afgelikt hebben | zal afgelikt hebben | zullen afgelikt hebben | zullen afgelikt hebben | zullen afgelikt hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou afgelikt hebben | zou afgelikt hebben | zou/zoudt afgelikt hebben | zoudt afgelikt hebben | zou afgelikt hebben | zouden afgelikt hebben | zouden afgelikt hebben | zouden afgelikt hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm afgelikt worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt afgelikt | er is afgelikt | |||||||||
verleden | er werd afgelikt | er was afgelikt | |||||||||
toekomend | er zal afgelikt worden | er zal afgelikt zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou afgelikt worden | er zou afgelikt zijn | |||||||||
lijdende vorm afgelikt worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | afgelikt worden | afgelikt te worden | ||||||||
toekomend | afgelikt zullen worden | afgelikt te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | afgelikt zijn | afgelikt te zijn | ||||||||
toekomend | afgelikt zullen zijn | afgelikt te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word afgelikt | wordt afgelikt | wordt afgelikt | wordt afgelikt | wordt afgelikt | worden afgelikt | worden afgelikt | worden afgelikt | |||
verleden (o.v.t.) | werd afgelikt | werd afgelikt | werd afgelikt | werdt afgelikt | werd afgelikt | werden afgelikt | werden afgelikt | werden afgelikt | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal afgelikt worden | zult afgelikt worden | zult afgelikt worden | zult afgelikt worden | zal afgelikt worden | zullen afgelikt worden | zullen afgelikt worden | zullen afgelikt worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou afgelikt worden | zou afgelikt worden | zou/zoudt afgelikt worden | zoudt afgelikt worden | zou afgelikt worden | zouden afgelikt worden | zouden afgelikt worden | zouden afgelikt worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben afgelikt | bent afgelikt | bent/is afgelikt | zijt afgelikt | is afgelikt | zijn afgelikt | zijn afgelikt | zijn afgelikt | |||
verleden (v.v.t.) | was afgelikt | was afgelikt | was afgelikt | waart afgelikt | was afgelikt | waren afgelikt | waren afgelikt | waren afgelikt | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal afgelikt zijn | zult afgelikt zijn | zult afgelikt zijn | zult afgelikt zijn | zal afgelikt zijn | zullen afgelikt zijn | zullen afgelikt zijn | zullen afgelikt zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou afgelikt zijn | zou afgelikt zijn | zou/zoudt afgelikt zijn | zoudt afgelikt zijn | zou afgelikt zijn | zouden afgelikt zijn | zouden afgelikt zijn | zouden afgelikt zijn |