vervoeging van de bedrijvende vorm van afmeten | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | afmeten | af te meten | ||||||||
toekomend | zullen afmeten af zullen meten |
te zullen afmeten af te zullen meten | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben afgemeten | te hebben afgemeten | ||||||||
toekomend | afgemeten zullen hebben | afgemeten te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
afmetend | afgemeten | ev. meet af |
mv. verouderd meet af |
mete af (bijzin) afmete | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | meet af | meet af | meet af | meet af | meet af | meten af | meten af | meten af | |||
verleden (o.v.t.) | mat af | mat af | mat af | mat af | mat af | maten af | maten af | maten af | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal afmeten | zult/zal afmeten | zult/zal afmeten | zult afmeten | zal afmeten | zullen afmeten | zullen afmeten | zullen afmeten | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou afmeten | zou afmeten | zou(dt) afmeten | zoudt afmeten | zou afmeten | zouden afmeten | zouden afmeten | zouden afmeten | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | afmeet | afmeet | afmeet | afmeet | afmeet | afmeten | afmeten | afmeten | |||
verleden (o.v.t.) | afmat | afmat | afmat | afmat | afmat | afmaten | afmaten | afmaten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal afmeten af zal meten |
zult/zal afmeten af zult/zal meten |
zult/zal afmeten af zult/zal meten |
zult afmeten af zult meten |
zal afmeten af zal meten |
zullen afmeten af zullen meten |
zullen afmeten af zullen meten |
zullen afmeten af zullen meten | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou afmeten af zou meten |
zou afmeten af zou meten |
zou(dt) afmeten af zou(dt) meten |
zoudt afmeten af zoudt meten |
zou afmeten af zou meten |
zouden afmeten af zouden meten |
zouden afmeten af zouden meten |
zouden afmeten af zouden meten | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb afgemeten | hebt afgemeten | hebt/heeft afgemeten | hebt afgemeten | heeft afgemeten | hebben afgemeten | hebben afgemeten | hebben afgemeten | |||
verleden (v.v.t.) | had afgemeten | had afgemeten | had afgemeten | hadt afgemeten | had afgemeten | hadden afgemeten | hadden afgemeten | hadden afgemeten | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal afgemeten hebben | zal/zult afgemeten hebben | zult/zal afgemeten hebben | zult afgemeten hebben | zal afgemeten hebben | zullen afgemeten hebben | zullen afgemeten hebben | zullen afgemeten hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou afgemeten hebben | zou afgemeten hebben | zou/zoudt afgemeten hebben | zoudt afgemeten hebben | zou afgemeten hebben | zouden afgemeten hebben | zouden afgemeten hebben | zouden afgemeten hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm afgemeten worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt afgemeten | er is afgemeten | |||||||||
verleden | er werd afgemeten | er was afgemeten | |||||||||
toekomend | er zal afgemeten worden | er zal afgemeten zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou afgemeten worden | er zou afgemeten zijn | |||||||||
lijdende vorm afgemeten worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | afgemeten worden | afgemeten te worden | ||||||||
toekomend | afgemeten zullen worden | afgemeten te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | afgemeten zijn | afgemeten te zijn | ||||||||
toekomend | afgemeten zullen zijn | afgemeten te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word afgemeten | wordt afgemeten | wordt afgemeten | wordt afgemeten | wordt afgemeten | worden afgemeten | worden afgemeten | worden afgemeten | |||
verleden (o.v.t.) | werd afgemeten | werd afgemeten | werd afgemeten | werdt afgemeten | werd afgemeten | werden afgemeten | werden afgemeten | werden afgemeten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal afgemeten worden | zult afgemeten worden | zult afgemeten worden | zult afgemeten worden | zal afgemeten worden | zullen afgemeten worden | zullen afgemeten worden | zullen afgemeten worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou afgemeten worden | zou afgemeten worden | zou/zoudt afgemeten worden | zoudt afgemeten worden | zou afgemeten worden | zouden afgemeten worden | zouden afgemeten worden | zouden afgemeten worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben afgemeten | bent afgemeten | bent/is afgemeten | zijt afgemeten | is afgemeten | zijn afgemeten | zijn afgemeten | zijn afgemeten | |||
verleden (v.v.t.) | was afgemeten | was afgemeten | was afgemeten | waart afgemeten | was afgemeten | waren afgemeten | waren afgemeten | waren afgemeten | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal afgemeten zijn | zult afgemeten zijn | zult afgemeten zijn | zult afgemeten zijn | zal afgemeten zijn | zullen afgemeten zijn | zullen afgemeten zijn | zullen afgemeten zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou afgemeten zijn | zou afgemeten zijn | zou/zoudt afgemeten zijn | zoudt afgemeten zijn | zou afgemeten zijn | zouden afgemeten zijn | zouden afgemeten zijn | zouden afgemeten zijn |