vervoeging van de bedrijvende vorm van afslachten | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | afslachten | af te slachten | ||||||||
toekomend | zullen afslachten af zullen slachten |
te zullen afslachten af te zullen slachten | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben afgeslacht | te hebben afgeslacht | ||||||||
toekomend | afgeslacht zullen hebben | afgeslacht te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
afslachtend | afgeslacht | ev. slacht af |
mv. verouderd slacht af |
slachte af (bijzin) afslachte | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | slacht af | slacht af | slacht af | slacht af | slacht af | slachten af | slachten af | slachten af | |||
verleden (o.v.t.) | slachtte af | slachtte af | slachtte af | slachtte af | slachtte af | slachtten af | slachtten af | slachtten af | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal afslachten | zult/zal afslachten | zult/zal afslachten | zult afslachten | zal afslachten | zullen afslachten | zullen afslachten | zullen afslachten | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou afslachten | zou afslachten | zou(dt) afslachten | zoudt afslachten | zou afslachten | zouden afslachten | zouden afslachten | zouden afslachten | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | afslacht | afslacht | afslacht | afslacht | afslacht | afslachten | afslachten | afslachten | |||
verleden (o.v.t.) | afslachtte | afslachtte | afslachtte | afslachtte | afslachtte | afslachtten | afslachtten | afslachtten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal afslachten af zal slachten |
zult/zal afslachten af zult/zal slachten |
zult/zal afslachten af zult/zal slachten |
zult afslachten af zult slachten |
zal afslachten af zal slachten |
zullen afslachten af zullen slachten |
zullen afslachten af zullen slachten |
zullen afslachten af zullen slachten | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou afslachten af zou slachten |
zou afslachten af zou slachten |
zou(dt) afslachten af zou(dt) slachten |
zoudt afslachten af zoudt slachten |
zou afslachten af zou slachten |
zouden afslachten af zouden slachten |
zouden afslachten af zouden slachten |
zouden afslachten af zouden slachten | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb afgeslacht | hebt afgeslacht | hebt/heeft afgeslacht | hebt afgeslacht | heeft afgeslacht | hebben afgeslacht | hebben afgeslacht | hebben afgeslacht | |||
verleden (v.v.t.) | had afgeslacht | had afgeslacht | had afgeslacht | hadt afgeslacht | had afgeslacht | hadden afgeslacht | hadden afgeslacht | hadden afgeslacht | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal afgeslacht hebben | zal/zult afgeslacht hebben | zult/zal afgeslacht hebben | zult afgeslacht hebben | zal afgeslacht hebben | zullen afgeslacht hebben | zullen afgeslacht hebben | zullen afgeslacht hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou afgeslacht hebben | zou afgeslacht hebben | zou/zoudt afgeslacht hebben | zoudt afgeslacht hebben | zou afgeslacht hebben | zouden afgeslacht hebben | zouden afgeslacht hebben | zouden afgeslacht hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm afgeslacht worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt afgeslacht | er is afgeslacht | |||||||||
verleden | er werd afgeslacht | er was afgeslacht | |||||||||
toekomend | er zal afgeslacht worden | er zal afgeslacht zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou afgeslacht worden | er zou afgeslacht zijn | |||||||||
lijdende vorm afgeslacht worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | afgeslacht worden | afgeslacht te worden | ||||||||
toekomend | afgeslacht zullen worden | afgeslacht te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | afgeslacht zijn | afgeslacht te zijn | ||||||||
toekomend | afgeslacht zullen zijn | afgeslacht te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word afgeslacht | wordt afgeslacht | wordt afgeslacht | wordt afgeslacht | wordt afgeslacht | worden afgeslacht | worden afgeslacht | worden afgeslacht | |||
verleden (o.v.t.) | werd afgeslacht | werd afgeslacht | werd afgeslacht | werdt afgeslacht | werd afgeslacht | werden afgeslacht | werden afgeslacht | werden afgeslacht | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal afgeslacht worden | zult afgeslacht worden | zult afgeslacht worden | zult afgeslacht worden | zal afgeslacht worden | zullen afgeslacht worden | zullen afgeslacht worden | zullen afgeslacht worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou afgeslacht worden | zou afgeslacht worden | zou/zoudt afgeslacht worden | zoudt afgeslacht worden | zou afgeslacht worden | zouden afgeslacht worden | zouden afgeslacht worden | zouden afgeslacht worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben afgeslacht | bent afgeslacht | bent/is afgeslacht | zijt afgeslacht | is afgeslacht | zijn afgeslacht | zijn afgeslacht | zijn afgeslacht | |||
verleden (v.v.t.) | was afgeslacht | was afgeslacht | was afgeslacht | waart afgeslacht | was afgeslacht | waren afgeslacht | waren afgeslacht | waren afgeslacht | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal afgeslacht zijn | zult afgeslacht zijn | zult afgeslacht zijn | zult afgeslacht zijn | zal afgeslacht zijn | zullen afgeslacht zijn | zullen afgeslacht zijn | zullen afgeslacht zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou afgeslacht zijn | zou afgeslacht zijn | zou/zoudt afgeslacht zijn | zoudt afgeslacht zijn | zou afgeslacht zijn | zouden afgeslacht zijn | zouden afgeslacht zijn | zouden afgeslacht zijn |