vervoeging van de bedrijvende vorm van afsponzen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | afsponzen | af te sponzen | ||||||||
toekomend | zullen afsponzen af zullen sponzen |
te zullen afsponzen af te zullen sponzen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben afgesponsd | te hebben afgesponsd | ||||||||
toekomend | afgesponsd zullen hebben | afgesponsd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
afsponzend | afgesponsd | ev. spons af |
mv. verouderd sponst af |
sponze af (bijzin) afsponze | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | spons af | sponst af | sponst af | sponst af | sponst af | sponzen af | sponzen af | sponzen af | |||
verleden (o.v.t.) | sponsde af | sponsde af | sponsde af | sponsde af | sponsde af | sponsden af | sponsden af | sponsden af | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal afsponzen | zult/zal afsponzen | zult/zal afsponzen | zult afsponzen | zal afsponzen | zullen afsponzen | zullen afsponzen | zullen afsponzen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou afsponzen | zou afsponzen | zou(dt) afsponzen | zoudt afsponzen | zou afsponzen | zouden afsponzen | zouden afsponzen | zouden afsponzen | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | afspons | afsponst | afsponst | afsponst | afsponst | afsponzen | afsponzen | afsponzen | |||
verleden (o.v.t.) | afsponsde | afsponsde | afsponsde | afsponsde | afsponsde | afsponsden | afsponsden | afsponsden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal afsponzen af zal sponzen |
zult/zal afsponzen af zult/zal sponzen |
zult/zal afsponzen af zult/zal sponzen |
zult afsponzen af zult sponzen |
zal afsponzen af zal sponzen |
zullen afsponzen af zullen sponzen |
zullen afsponzen af zullen sponzen |
zullen afsponzen af zullen sponzen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou afsponzen af zou sponzen |
zou afsponzen af zou sponzen |
zou(dt) afsponzen af zou(dt) sponzen |
zoudt afsponzen af zoudt sponzen |
zou afsponzen af zou sponzen |
zouden afsponzen af zouden sponzen |
zouden afsponzen af zouden sponzen |
zouden afsponzen af zouden sponzen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb afgesponsd | hebt afgesponsd | hebt/heeft afgesponsd | hebt afgesponsd | heeft afgesponsd | hebben afgesponsd | hebben afgesponsd | hebben afgesponsd | |||
verleden (v.v.t.) | had afgesponsd | had afgesponsd | had afgesponsd | hadt afgesponsd | had afgesponsd | hadden afgesponsd | hadden afgesponsd | hadden afgesponsd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal afgesponsd hebben | zal/zult afgesponsd hebben | zult/zal afgesponsd hebben | zult afgesponsd hebben | zal afgesponsd hebben | zullen afgesponsd hebben | zullen afgesponsd hebben | zullen afgesponsd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou afgesponsd hebben | zou afgesponsd hebben | zou/zoudt afgesponsd hebben | zoudt afgesponsd hebben | zou afgesponsd hebben | zouden afgesponsd hebben | zouden afgesponsd hebben | zouden afgesponsd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm afgesponsd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt afgesponsd | er is afgesponsd | |||||||||
verleden | er werd afgesponsd | er was afgesponsd | |||||||||
toekomend | er zal afgesponsd worden | er zal afgesponsd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou afgesponsd worden | er zou afgesponsd zijn | |||||||||
lijdende vorm afgesponsd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | afgesponsd worden | afgesponsd te worden | ||||||||
toekomend | afgesponsd zullen worden | afgesponsd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | afgesponsd zijn | afgesponsd te zijn | ||||||||
toekomend | afgesponsd zullen zijn | afgesponsd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word afgesponsd | wordt afgesponsd | wordt afgesponsd | wordt afgesponsd | wordt afgesponsd | worden afgesponsd | worden afgesponsd | worden afgesponsd | |||
verleden (o.v.t.) | werd afgesponsd | werd afgesponsd | werd afgesponsd | werdt afgesponsd | werd afgesponsd | werden afgesponsd | werden afgesponsd | werden afgesponsd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal afgesponsd worden | zult afgesponsd worden | zult afgesponsd worden | zult afgesponsd worden | zal afgesponsd worden | zullen afgesponsd worden | zullen afgesponsd worden | zullen afgesponsd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou afgesponsd worden | zou afgesponsd worden | zou/zoudt afgesponsd worden | zoudt afgesponsd worden | zou afgesponsd worden | zouden afgesponsd worden | zouden afgesponsd worden | zouden afgesponsd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben afgesponsd | bent afgesponsd | bent/is afgesponsd | zijt afgesponsd | is afgesponsd | zijn afgesponsd | zijn afgesponsd | zijn afgesponsd | |||
verleden (v.v.t.) | was afgesponsd | was afgesponsd | was afgesponsd | waart afgesponsd | was afgesponsd | waren afgesponsd | waren afgesponsd | waren afgesponsd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal afgesponsd zijn | zult afgesponsd zijn | zult afgesponsd zijn | zult afgesponsd zijn | zal afgesponsd zijn | zullen afgesponsd zijn | zullen afgesponsd zijn | zullen afgesponsd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou afgesponsd zijn | zou afgesponsd zijn | zou/zoudt afgesponsd zijn | zoudt afgesponsd zijn | zou afgesponsd zijn | zouden afgesponsd zijn | zouden afgesponsd zijn | zouden afgesponsd zijn |