vervoeging van de bedrijvende vorm van afzuigen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | afzuigen | af te zuigen | ||||||||
toekomend | zullen afzuigen af zullen zuigen |
te zullen afzuigen af te zullen zuigen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben afgezogen | te hebben afgezogen | ||||||||
toekomend | afgezogen zullen hebben | afgezogen te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
afzuigend | afgezogen | ev. zuig af |
mv. verouderd zuigt af |
zuige af (bijzin) afzuige | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | zuig af | zuigt af | zuigt af | zuigt af | zuigt af | zuigen af | zuigen af | zuigen af | |||
verleden (o.v.t.) | zoog af | zoog af | zoog af | zoog af | zoog af | zogen af | zogen af | zogen af | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal afzuigen | zult/zal afzuigen | zult/zal afzuigen | zult afzuigen | zal afzuigen | zullen afzuigen | zullen afzuigen | zullen afzuigen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou afzuigen | zou afzuigen | zou(dt) afzuigen | zoudt afzuigen | zou afzuigen | zouden afzuigen | zouden afzuigen | zouden afzuigen | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | afzuig | afzuigt | afzuigt | afzuigt | afzuigt | afzuigen | afzuigen | afzuigen | |||
verleden (o.v.t.) | afzoog | afzoog | afzoog | afzoog | afzoog | afzogen | afzogen | afzogen | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal afzuigen af zal zuigen |
zult/zal afzuigen af zult/zal zuigen |
zult/zal afzuigen af zult/zal zuigen |
zult afzuigen af zult zuigen |
zal afzuigen af zal zuigen |
zullen afzuigen af zullen zuigen |
zullen afzuigen af zullen zuigen |
zullen afzuigen af zullen zuigen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou afzuigen af zou zuigen |
zou afzuigen af zou zuigen |
zou(dt) afzuigen af zou(dt) zuigen |
zoudt afzuigen af zoudt zuigen |
zou afzuigen af zou zuigen |
zouden afzuigen af zouden zuigen |
zouden afzuigen af zouden zuigen |
zouden afzuigen af zouden zuigen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb afgezogen | hebt afgezogen | hebt/heeft afgezogen | hebt afgezogen | heeft afgezogen | hebben afgezogen | hebben afgezogen | hebben afgezogen | |||
verleden (v.v.t.) | had afgezogen | had afgezogen | had afgezogen | hadt afgezogen | had afgezogen | hadden afgezogen | hadden afgezogen | hadden afgezogen | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal afgezogen hebben | zal/zult afgezogen hebben | zult/zal afgezogen hebben | zult afgezogen hebben | zal afgezogen hebben | zullen afgezogen hebben | zullen afgezogen hebben | zullen afgezogen hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou afgezogen hebben | zou afgezogen hebben | zou/zoudt afgezogen hebben | zoudt afgezogen hebben | zou afgezogen hebben | zouden afgezogen hebben | zouden afgezogen hebben | zouden afgezogen hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm afgezogen worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt afgezogen | er is afgezogen | |||||||||
verleden | er werd afgezogen | er was afgezogen | |||||||||
toekomend | er zal afgezogen worden | er zal afgezogen zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou afgezogen worden | er zou afgezogen zijn | |||||||||
lijdende vorm afgezogen worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | afgezogen worden | afgezogen te worden | ||||||||
toekomend | afgezogen zullen worden | afgezogen te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | afgezogen zijn | afgezogen te zijn | ||||||||
toekomend | afgezogen zullen zijn | afgezogen te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word afgezogen | wordt afgezogen | wordt afgezogen | wordt afgezogen | wordt afgezogen | worden afgezogen | worden afgezogen | worden afgezogen | |||
verleden (o.v.t.) | werd afgezogen | werd afgezogen | werd afgezogen | werdt afgezogen | werd afgezogen | werden afgezogen | werden afgezogen | werden afgezogen | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal afgezogen worden | zult afgezogen worden | zult afgezogen worden | zult afgezogen worden | zal afgezogen worden | zullen afgezogen worden | zullen afgezogen worden | zullen afgezogen worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou afgezogen worden | zou afgezogen worden | zou/zoudt afgezogen worden | zoudt afgezogen worden | zou afgezogen worden | zouden afgezogen worden | zouden afgezogen worden | zouden afgezogen worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben afgezogen | bent afgezogen | bent/is afgezogen | zijt afgezogen | is afgezogen | zijn afgezogen | zijn afgezogen | zijn afgezogen | |||
verleden (v.v.t.) | was afgezogen | was afgezogen | was afgezogen | waart afgezogen | was afgezogen | waren afgezogen | waren afgezogen | waren afgezogen | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal afgezogen zijn | zult afgezogen zijn | zult afgezogen zijn | zult afgezogen zijn | zal afgezogen zijn | zullen afgezogen zijn | zullen afgezogen zijn | zullen afgezogen zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou afgezogen zijn | zou afgezogen zijn | zou/zoudt afgezogen zijn | zoudt afgezogen zijn | zou afgezogen zijn | zouden afgezogen zijn | zouden afgezogen zijn | zouden afgezogen zijn |