vervoeging van de bedrijvende vorm van agiteren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | agiteren | te agiteren | ||||||||
toekomend | zullen agiteren | te zullen agiteren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben geagiteerd | te hebben geagiteerd | ||||||||
toekomend | geagiteerd zullen hebben | geagiteerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
agiterend | geagiteerd | ev. agiteer |
mv. verouderd agiteert |
agitere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | agiteer | agiteert | agiteert | agiteert | agiteert | agiteren | agiteren | agiteren | |||
verleden (o.v.t.) | agiteerde | agiteerde | agiteerde | agiteerde | agiteerde | agiteerden | agiteerden | agiteerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal agiteren | zult/zal agiteren | zult/zal agiteren | zult agiteren | zal agiteren | zullen agiteren | zullen agiteren | zullen agiteren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou agiteren | zou agiteren | zou(dt) agiteren | zoudt agiteren | zou agiteren | zouden agiteren | zouden agiteren | zouden agiteren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb geagiteerd | hebt geagiteerd | hebt/heeft geagiteerd | hebt geagiteerd | heeft geagiteerd | hebben geagiteerd | hebben geagiteerd | hebben geagiteerd | |||
verleden (v.v.t.) | had geagiteerd | had geagiteerd | had geagiteerd | hadt geagiteerd | had geagiteerd | hadden geagiteerd | hadden geagiteerd | hadden geagiteerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geagiteerd hebben | zal/zult geagiteerd hebben | zult/zal geagiteerd hebben | zult geagiteerd hebben | zal geagiteerd hebben | zullen geagiteerd hebben | zullen geagiteerd hebben | zullen geagiteerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geagiteerd hebben | zou geagiteerd hebben | zou/zoudt geagiteerd hebben | zoudt geagiteerd hebben | zou geagiteerd hebben | zouden geagiteerd hebben | zouden geagiteerd hebben | zouden geagiteerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm geagiteerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt geagiteerd | er is geagiteerd | |||||||||
verleden | er werd geagiteerd | er was geagiteerd | |||||||||
toekomend | er zal geagiteerd worden | er zal geagiteerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou geagiteerd worden | er zou geagiteerd zijn | |||||||||
lijdende vorm geagiteerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | geagiteerd worden | geagiteerd te worden | ||||||||
toekomend | geagiteerd zullen worden | geagiteerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | geagiteerd zijn | geagiteerd te zijn | ||||||||
toekomend | geagiteerd zullen zijn | geagiteerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word geagiteerd | wordt geagiteerd | wordt geagiteerd | wordt geagiteerd | wordt geagiteerd | worden geagiteerd | worden geagiteerd | worden geagiteerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd geagiteerd | werd geagiteerd | werd geagiteerd | werdt geagiteerd | werd geagiteerd | werden geagiteerd | werden geagiteerd | werden geagiteerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal geagiteerd worden | zult geagiteerd worden | zult geagiteerd worden | zult geagiteerd worden | zal geagiteerd worden | zullen geagiteerd worden | zullen geagiteerd worden | zullen geagiteerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou geagiteerd worden | zou geagiteerd worden | zou/zoudt geagiteerd worden | zoudt geagiteerd worden | zou geagiteerd worden | zouden geagiteerd worden | zouden geagiteerd worden | zouden geagiteerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben geagiteerd | bent geagiteerd | bent/is geagiteerd | zijt geagiteerd | is geagiteerd | zijn geagiteerd | zijn geagiteerd | zijn geagiteerd | |||
verleden (v.v.t.) | was geagiteerd | was geagiteerd | was geagiteerd | waart geagiteerd | was geagiteerd | waren geagiteerd | waren geagiteerd | waren geagiteerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geagiteerd zijn | zult geagiteerd zijn | zult geagiteerd zijn | zult geagiteerd zijn | zal geagiteerd zijn | zullen geagiteerd zijn | zullen geagiteerd zijn | zullen geagiteerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geagiteerd zijn | zou geagiteerd zijn | zou/zoudt geagiteerd zijn | zoudt geagiteerd zijn | zou geagiteerd zijn | zouden geagiteerd zijn | zouden geagiteerd zijn | zouden geagiteerd zijn |