vervoeging van de bedrijvende vorm van ankeren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | ankeren | te ankeren | ||||||||
toekomend | zullen ankeren | te zullen ankeren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben geankerd | te hebben geankerd | ||||||||
toekomend | geankerd zullen hebben | geankerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
ankerend | geankerd | ev. anker |
mv. verouderd ankert |
ankere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | anker | ankert | ankert | ankert | ankert | ankeren | ankeren | ankeren | |||
verleden (o.v.t.) | ankerde | ankerde | ankerde | ankerde | ankerde | ankerden | ankerden | ankerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal ankeren | zult/zal ankeren | zult/zal ankeren | zult ankeren | zal ankeren | zullen ankeren | zullen ankeren | zullen ankeren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou ankeren | zou ankeren | zou(dt) ankeren | zoudt ankeren | zou ankeren | zouden ankeren | zouden ankeren | zouden ankeren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb geankerd | hebt geankerd | hebt/heeft geankerd | hebt geankerd | heeft geankerd | hebben geankerd | hebben geankerd | hebben geankerd | |||
verleden (v.v.t.) | had geankerd | had geankerd | had geankerd | hadt geankerd | had geankerd | hadden geankerd | hadden geankerd | hadden geankerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geankerd hebben | zal/zult geankerd hebben | zult/zal geankerd hebben | zult geankerd hebben | zal geankerd hebben | zullen geankerd hebben | zullen geankerd hebben | zullen geankerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geankerd hebben | zou geankerd hebben | zou/zoudt geankerd hebben | zoudt geankerd hebben | zou geankerd hebben | zouden geankerd hebben | zouden geankerd hebben | zouden geankerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm geankerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt geankerd | er is geankerd | |||||||||
verleden | er werd geankerd | er was geankerd | |||||||||
toekomend | er zal geankerd worden | er zal geankerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou geankerd worden | er zou geankerd zijn | |||||||||
lijdende vorm geankerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | geankerd worden | geankerd te worden | ||||||||
toekomend | geankerd zullen worden | geankerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | geankerd zijn | geankerd te zijn | ||||||||
toekomend | geankerd zullen zijn | geankerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word geankerd | wordt geankerd | wordt geankerd | wordt geankerd | wordt geankerd | worden geankerd | worden geankerd | worden geankerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd geankerd | werd geankerd | werd geankerd | werdt geankerd | werd geankerd | werden geankerd | werden geankerd | werden geankerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal geankerd worden | zult geankerd worden | zult geankerd worden | zult geankerd worden | zal geankerd worden | zullen geankerd worden | zullen geankerd worden | zullen geankerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou geankerd worden | zou geankerd worden | zou/zoudt geankerd worden | zoudt geankerd worden | zou geankerd worden | zouden geankerd worden | zouden geankerd worden | zouden geankerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben geankerd | bent geankerd | bent/is geankerd | zijt geankerd | is geankerd | zijn geankerd | zijn geankerd | zijn geankerd | |||
verleden (v.v.t.) | was geankerd | was geankerd | was geankerd | waart geankerd | was geankerd | waren geankerd | waren geankerd | waren geankerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geankerd zijn | zult geankerd zijn | zult geankerd zijn | zult geankerd zijn | zal geankerd zijn | zullen geankerd zijn | zullen geankerd zijn | zullen geankerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geankerd zijn | zou geankerd zijn | zou/zoudt geankerd zijn | zoudt geankerd zijn | zou geankerd zijn | zouden geankerd zijn | zouden geankerd zijn | zouden geankerd zijn |