vervoeging van de bedrijvende vorm van arrangeren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | arrangeren | te arrangeren | ||||||||
toekomend | zullen arrangeren | te zullen arrangeren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gearrangeerd | te hebben gearrangeerd | ||||||||
toekomend | gearrangeerd zullen hebben | gearrangeerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
arrangerend | gearrangeerd | ev. arrangeer |
mv. verouderd arrangeert |
arrangere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | arrangeer | arrangeert | arrangeert | arrangeert | arrangeert | arrangeren | arrangeren | arrangeren | |||
verleden (o.v.t.) | arrangeerde | arrangeerde | arrangeerde | arrangeerde | arrangeerde | arrangeerden | arrangeerden | arrangeerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal arrangeren | zult/zal arrangeren | zult/zal arrangeren | zult arrangeren | zal arrangeren | zullen arrangeren | zullen arrangeren | zullen arrangeren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou arrangeren | zou arrangeren | zou(dt) arrangeren | zoudt arrangeren | zou arrangeren | zouden arrangeren | zouden arrangeren | zouden arrangeren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gearrangeerd | hebt gearrangeerd | hebt/heeft gearrangeerd | hebt gearrangeerd | heeft gearrangeerd | hebben gearrangeerd | hebben gearrangeerd | hebben gearrangeerd | |||
verleden (v.v.t.) | had gearrangeerd | had gearrangeerd | had gearrangeerd | hadt gearrangeerd | had gearrangeerd | hadden gearrangeerd | hadden gearrangeerd | hadden gearrangeerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gearrangeerd hebben | zal/zult gearrangeerd hebben | zult/zal gearrangeerd hebben | zult gearrangeerd hebben | zal gearrangeerd hebben | zullen gearrangeerd hebben | zullen gearrangeerd hebben | zullen gearrangeerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gearrangeerd hebben | zou gearrangeerd hebben | zou/zoudt gearrangeerd hebben | zoudt gearrangeerd hebben | zou gearrangeerd hebben | zouden gearrangeerd hebben | zouden gearrangeerd hebben | zouden gearrangeerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gearrangeerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gearrangeerd | er is gearrangeerd | |||||||||
verleden | er werd gearrangeerd | er was gearrangeerd | |||||||||
toekomend | er zal gearrangeerd worden | er zal gearrangeerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gearrangeerd worden | er zou gearrangeerd zijn | |||||||||
lijdende vorm gearrangeerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gearrangeerd worden | gearrangeerd te worden | ||||||||
toekomend | gearrangeerd zullen worden | gearrangeerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gearrangeerd zijn | gearrangeerd te zijn | ||||||||
toekomend | gearrangeerd zullen zijn | gearrangeerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gearrangeerd | wordt gearrangeerd | wordt gearrangeerd | wordt gearrangeerd | wordt gearrangeerd | worden gearrangeerd | worden gearrangeerd | worden gearrangeerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd gearrangeerd | werd gearrangeerd | werd gearrangeerd | werdt gearrangeerd | werd gearrangeerd | werden gearrangeerd | werden gearrangeerd | werden gearrangeerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gearrangeerd worden | zult gearrangeerd worden | zult gearrangeerd worden | zult gearrangeerd worden | zal gearrangeerd worden | zullen gearrangeerd worden | zullen gearrangeerd worden | zullen gearrangeerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gearrangeerd worden | zou gearrangeerd worden | zou/zoudt gearrangeerd worden | zoudt gearrangeerd worden | zou gearrangeerd worden | zouden gearrangeerd worden | zouden gearrangeerd worden | zouden gearrangeerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gearrangeerd | bent gearrangeerd | bent/is gearrangeerd | zijt gearrangeerd | is gearrangeerd | zijn gearrangeerd | zijn gearrangeerd | zijn gearrangeerd | |||
verleden (v.v.t.) | was gearrangeerd | was gearrangeerd | was gearrangeerd | waart gearrangeerd | was gearrangeerd | waren gearrangeerd | waren gearrangeerd | waren gearrangeerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gearrangeerd zijn | zult gearrangeerd zijn | zult gearrangeerd zijn | zult gearrangeerd zijn | zal gearrangeerd zijn | zullen gearrangeerd zijn | zullen gearrangeerd zijn | zullen gearrangeerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gearrangeerd zijn | zou gearrangeerd zijn | zou/zoudt gearrangeerd zijn | zoudt gearrangeerd zijn | zou gearrangeerd zijn | zouden gearrangeerd zijn | zouden gearrangeerd zijn | zouden gearrangeerd zijn |