vervoeging van de bedrijvende vorm van badineren | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | badineren | te badineren | ||||||
toekomend | zullen badineren | te zullen badineren | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gebadineerd | te hebben gebadineerd | ||||||
toekomend | gebadineerd zullen hebben | gebadineerd te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
badinerend | gebadineerd | ev. badineer |
mv. verouderd badineert |
badinere | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||
tegenwoordig (o.t.t.) | badineer | badineert | badineert | badineert | badineert | badineren | badineren | badineren | |
verleden (o.v.t.) | badineerde | badineerde | badineerde | badineerde | badineerde | badineerden | badineerden | badineerden | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal badineren | zult/zal badineren | zult/zal badineren | zult badineren | zal badineren | zullen badineren | zullen badineren | zullen badineren | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou badineren | zou badineren | zou(dt) badineren | zoudt badineren | zou badineren | zouden badineren | zouden badineren | zouden badineren | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gebadineerd | hebt gebadineerd | hebt/heeft gebadineerd | hebt gebadineerd | heeft gebadineerd | hebben gebadineerd | hebben gebadineerd | hebben gebadineerd | |
verleden (v.v.t.) | had gebadineerd | had gebadineerd | had gebadineerd | hadt gebadineerd | had gebadineerd | hadden gebadineerd | hadden gebadineerd | hadden gebadineerd | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal gebadineerd hebben | zal/zult gebadineerd hebben | zult/zal gebadineerd hebben | zult gebadineerd hebben | zal gebadineerd hebben | zullen gebadineerd hebben | zullen gebadineerd hebben | zullen gebadineerd hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gebadineerd hebben | zou gebadineerd hebben | zou/zoudt gebadineerd hebben | zoudt gebadineerd hebben | zou gebadineerd hebben | zouden gebadineerd hebben | zouden gebadineerd hebben | zouden gebadineerd hebben | |
onpersoonlijke lijdende vorm gebadineerd worden | |||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||
tegenwoordig | er wordt gebadineerd | er is gebadineerd | |||||||
verleden | er werd gebadineerd | er was gebadineerd | |||||||
toekomend | er zal gebadineerd worden | er zal gebadineerd zijn | |||||||
voorwaardelijk | er zou gebadineerd worden | er zou gebadineerd zijn |