vervoeging van de bedrijvende vorm van barricaderen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | barricaderen | te barricaderen | ||||||||
toekomend | zullen barricaderen | te zullen barricaderen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gebarricadeerd | te hebben gebarricadeerd | ||||||||
toekomend | gebarricadeerd zullen hebben | gebarricadeerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
barricaderend | gebarricadeerd | ev. barricadeer |
mv. verouderd barricadeert |
barricadere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | barricadeer | barricadeert | barricadeert | barricadeert | barricadeert | barricaderen | barricaderen | barricaderen | |||
verleden (o.v.t.) | barricadeerde | barricadeerde | barricadeerde | barricadeerde | barricadeerde | barricadeerden | barricadeerden | barricadeerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal barricaderen | zult/zal barricaderen | zult/zal barricaderen | zult barricaderen | zal barricaderen | zullen barricaderen | zullen barricaderen | zullen barricaderen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou barricaderen | zou barricaderen | zou(dt) barricaderen | zoudt barricaderen | zou barricaderen | zouden barricaderen | zouden barricaderen | zouden barricaderen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gebarricadeerd | hebt gebarricadeerd | hebt/heeft gebarricadeerd | hebt gebarricadeerd | heeft gebarricadeerd | hebben gebarricadeerd | hebben gebarricadeerd | hebben gebarricadeerd | |||
verleden (v.v.t.) | had gebarricadeerd | had gebarricadeerd | had gebarricadeerd | hadt gebarricadeerd | had gebarricadeerd | hadden gebarricadeerd | hadden gebarricadeerd | hadden gebarricadeerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gebarricadeerd hebben | zal/zult gebarricadeerd hebben | zult/zal gebarricadeerd hebben | zult gebarricadeerd hebben | zal gebarricadeerd hebben | zullen gebarricadeerd hebben | zullen gebarricadeerd hebben | zullen gebarricadeerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gebarricadeerd hebben | zou gebarricadeerd hebben | zou/zoudt gebarricadeerd hebben | zoudt gebarricadeerd hebben | zou gebarricadeerd hebben | zouden gebarricadeerd hebben | zouden gebarricadeerd hebben | zouden gebarricadeerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gebarricadeerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gebarricadeerd | er is gebarricadeerd | |||||||||
verleden | er werd gebarricadeerd | er was gebarricadeerd | |||||||||
toekomend | er zal gebarricadeerd worden | er zal gebarricadeerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gebarricadeerd worden | er zou gebarricadeerd zijn | |||||||||
lijdende vorm gebarricadeerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gebarricadeerd worden | gebarricadeerd te worden | ||||||||
toekomend | gebarricadeerd zullen worden | gebarricadeerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gebarricadeerd zijn | gebarricadeerd te zijn | ||||||||
toekomend | gebarricadeerd zullen zijn | gebarricadeerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gebarricadeerd | wordt gebarricadeerd | wordt gebarricadeerd | wordt gebarricadeerd | wordt gebarricadeerd | worden gebarricadeerd | worden gebarricadeerd | worden gebarricadeerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd gebarricadeerd | werd gebarricadeerd | werd gebarricadeerd | werdt gebarricadeerd | werd gebarricadeerd | werden gebarricadeerd | werden gebarricadeerd | werden gebarricadeerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gebarricadeerd worden | zult gebarricadeerd worden | zult gebarricadeerd worden | zult gebarricadeerd worden | zal gebarricadeerd worden | zullen gebarricadeerd worden | zullen gebarricadeerd worden | zullen gebarricadeerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gebarricadeerd worden | zou gebarricadeerd worden | zou/zoudt gebarricadeerd worden | zoudt gebarricadeerd worden | zou gebarricadeerd worden | zouden gebarricadeerd worden | zouden gebarricadeerd worden | zouden gebarricadeerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gebarricadeerd | bent gebarricadeerd | bent/is gebarricadeerd | zijt gebarricadeerd | is gebarricadeerd | zijn gebarricadeerd | zijn gebarricadeerd | zijn gebarricadeerd | |||
verleden (v.v.t.) | was gebarricadeerd | was gebarricadeerd | was gebarricadeerd | waart gebarricadeerd | was gebarricadeerd | waren gebarricadeerd | waren gebarricadeerd | waren gebarricadeerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gebarricadeerd zijn | zult gebarricadeerd zijn | zult gebarricadeerd zijn | zult gebarricadeerd zijn | zal gebarricadeerd zijn | zullen gebarricadeerd zijn | zullen gebarricadeerd zijn | zullen gebarricadeerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gebarricadeerd zijn | zou gebarricadeerd zijn | zou/zoudt gebarricadeerd zijn | zoudt gebarricadeerd zijn | zou gebarricadeerd zijn | zouden gebarricadeerd zijn | zouden gebarricadeerd zijn | zouden gebarricadeerd zijn |