vervoeging van de bedrijvende vorm van begroten | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | begroten | te begroten | ||||||||
toekomend | zullen begroten | te zullen begroten | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben begroot | te hebben begroot | ||||||||
toekomend | begroot zullen hebben | begroot te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
begrotend | begroot | ev. begroot |
mv. verouderd begroot |
begrote | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | begroot | begroot | begroot | begroot | begroot | begroten | begroten | begroten | |||
verleden (o.v.t.) | begrootte | begrootte | begrootte | begrootte | begrootte | begrootten | begrootten | begrootten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal begroten | zult/zal begroten | zult/zal begroten | zult begroten | zal begroten | zullen begroten | zullen begroten | zullen begroten | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou begroten | zou begroten | zou(dt) begroten | zoudt begroten | zou begroten | zouden begroten | zouden begroten | zouden begroten | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb begroot | hebt begroot | hebt/heeft begroot | hebt begroot | heeft begroot | hebben begroot | hebben begroot | hebben begroot | |||
verleden (v.v.t.) | had begroot | had begroot | had begroot | hadt begroot | had begroot | hadden begroot | hadden begroot | hadden begroot | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal begroot hebben | zal/zult begroot hebben | zult/zal begroot hebben | zult begroot hebben | zal begroot hebben | zullen begroot hebben | zullen begroot hebben | zullen begroot hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou begroot hebben | zou begroot hebben | zou/zoudt begroot hebben | zoudt begroot hebben | zou begroot hebben | zouden begroot hebben | zouden begroot hebben | zouden begroot hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm begroot worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt begroot | er is begroot | |||||||||
verleden | er werd begroot | er was begroot | |||||||||
toekomend | er zal begroot worden | er zal begroot zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou begroot worden | er zou begroot zijn | |||||||||
lijdende vorm begroot worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | begroot worden | begroot te worden | ||||||||
toekomend | begroot zullen worden | begroot te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | begroot zijn | begroot te zijn | ||||||||
toekomend | begroot zullen zijn | begroot te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word begroot | wordt begroot | wordt begroot | wordt begroot | wordt begroot | worden begroot | worden begroot | worden begroot | |||
verleden (o.v.t.) | werd begroot | werd begroot | werd begroot | werdt begroot | werd begroot | werden begroot | werden begroot | werden begroot | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal begroot worden | zult begroot worden | zult begroot worden | zult begroot worden | zal begroot worden | zullen begroot worden | zullen begroot worden | zullen begroot worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou begroot worden | zou begroot worden | zou/zoudt begroot worden | zoudt begroot worden | zou begroot worden | zouden begroot worden | zouden begroot worden | zouden begroot worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben begroot | bent begroot | bent/is begroot | zijt begroot | is begroot | zijn begroot | zijn begroot | zijn begroot | |||
verleden (v.v.t.) | was begroot | was begroot | was begroot | waart begroot | was begroot | waren begroot | waren begroot | waren begroot | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal begroot zijn | zult begroot zijn | zult begroot zijn | zult begroot zijn | zal begroot zijn | zullen begroot zijn | zullen begroot zijn | zullen begroot zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou begroot zijn | zou begroot zijn | zou/zoudt begroot zijn | zoudt begroot zijn | zou begroot zijn | zouden begroot zijn | zouden begroot zijn | zouden begroot zijn |