behangen/vervoeging

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord behangen/vervoeging. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord behangen/vervoeging, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je behangen/vervoeging in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord behangen/vervoeging is hier. De definitie van het woord behangen/vervoeging zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanbehangen/vervoeging, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
vervoeging van de bedrijvende vorm van behangen
onbepaalde wijs kort lang
onvoltooid tegenwoordig behangen te behangen
toekomend zullen behangen te zullen behangen
voltooid tegenwoordig hebben behangen te hebben behangen
toekomend behangen zullen hebben behangen te zullen hebben
onvoltooid deelwoord voltooid deelwoord gebiedende wijs aanvoegende wijs
behangend behangen ev.
behang		 mv. verouderd
behangt		 behange
aantonende wijs enkelvoud meervoud
onvoltooid eerste tweede derde eerste tweede derde
ik jij, je u gij, ge hij, zij, het wij, we jullie zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.) behang behangt behangt behangt behangt behangen behangen behangen
verleden (o.v.t.) behing behing behing behing behing behingen behingen behingen
toekomend (o.t.t.t.) zal behangen zult/zal behangen zult/zal behangen zult behangen zal behangen zullen behangen zullen behangen zullen behangen
voorwaardelijk (o.v.t.t.) zou behangen zou behangen zou(dt) behangen zoudt behangen zou behangen zouden behangen zouden behangen zouden behangen
voltooid eerste tweede derde eerste tweede derde
ik jij, je u gij hij, zij, het wij jullie zij
tegenwoordig (v.t.t.) heb behangen hebt behangen hebt/heeft behangen hebt behangen heeft behangen hebben behangen hebben behangen hebben behangen
verleden (v.v.t.) had behangen had behangen had behangen hadt behangen had behangen hadden behangen hadden behangen hadden behangen
toekomend (v.t.t.t.) zal behangen hebben zal/zult behangen hebben zult/zal behangen hebben zult behangen hebben zal behangen hebben zullen behangen hebben zullen behangen hebben zullen behangen hebben
voorwaardelijk (v.v.t.t.) zou behangen hebben zou behangen hebben zou/zoudt behangen hebben zoudt behangen hebben zou behangen hebben zouden behangen hebben zouden behangen hebben zouden behangen hebben
onpersoonlijke lijdende vorm behangen worden
onvoltooid voltooid
tegenwoordig er wordt behangen er is behangen
verleden er werd behangen er was behangen
toekomend er zal behangen worden er zal behangen zijn
voorwaardelijk er zou behangen worden er zou behangen zijn


Enciclo
Wikious
Sapientia
Scientia
Boobota
Anandapedia
Sagapedia
Wikithot