vervoeging van de bedrijvende vorm van bemachtigen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | bemachtigen | te bemachtigen | ||||||||
toekomend | zullen bemachtigen | te zullen bemachtigen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben bemachtigd | te hebben bemachtigd | ||||||||
toekomend | bemachtigd zullen hebben | bemachtigd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
bemachtigend | bemachtigd | ev. bemachtig |
mv. verouderd bemachtigt |
bemachtige | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | bemachtig | bemachtigt | bemachtigt | bemachtigt | bemachtigt | bemachtigen | bemachtigen | bemachtigen | |||
verleden (o.v.t.) | bemachtigde | bemachtigde | bemachtigde | bemachtigde | bemachtigde | bemachtigden | bemachtigden | bemachtigden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal bemachtigen | zult/zal bemachtigen | zult/zal bemachtigen | zult bemachtigen | zal bemachtigen | zullen bemachtigen | zullen bemachtigen | zullen bemachtigen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou bemachtigen | zou bemachtigen | zou(dt) bemachtigen | zoudt bemachtigen | zou bemachtigen | zouden bemachtigen | zouden bemachtigen | zouden bemachtigen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb bemachtigd | hebt bemachtigd | hebt/heeft bemachtigd | hebt bemachtigd | heeft bemachtigd | hebben bemachtigd | hebben bemachtigd | hebben bemachtigd | |||
verleden (v.v.t.) | had bemachtigd | had bemachtigd | had bemachtigd | hadt bemachtigd | had bemachtigd | hadden bemachtigd | hadden bemachtigd | hadden bemachtigd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal bemachtigd hebben | zal/zult bemachtigd hebben | zult/zal bemachtigd hebben | zult bemachtigd hebben | zal bemachtigd hebben | zullen bemachtigd hebben | zullen bemachtigd hebben | zullen bemachtigd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou bemachtigd hebben | zou bemachtigd hebben | zou/zoudt bemachtigd hebben | zoudt bemachtigd hebben | zou bemachtigd hebben | zouden bemachtigd hebben | zouden bemachtigd hebben | zouden bemachtigd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm bemachtigd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt bemachtigd | er is bemachtigd | |||||||||
verleden | er werd bemachtigd | er was bemachtigd | |||||||||
toekomend | er zal bemachtigd worden | er zal bemachtigd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou bemachtigd worden | er zou bemachtigd zijn | |||||||||
lijdende vorm bemachtigd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | bemachtigd worden | bemachtigd te worden | ||||||||
toekomend | bemachtigd zullen worden | bemachtigd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | bemachtigd zijn | bemachtigd te zijn | ||||||||
toekomend | bemachtigd zullen zijn | bemachtigd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word bemachtigd | wordt bemachtigd | wordt bemachtigd | wordt bemachtigd | wordt bemachtigd | worden bemachtigd | worden bemachtigd | worden bemachtigd | |||
verleden (o.v.t.) | werd bemachtigd | werd bemachtigd | werd bemachtigd | werdt bemachtigd | werd bemachtigd | werden bemachtigd | werden bemachtigd | werden bemachtigd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal bemachtigd worden | zult bemachtigd worden | zult bemachtigd worden | zult bemachtigd worden | zal bemachtigd worden | zullen bemachtigd worden | zullen bemachtigd worden | zullen bemachtigd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou bemachtigd worden | zou bemachtigd worden | zou/zoudt bemachtigd worden | zoudt bemachtigd worden | zou bemachtigd worden | zouden bemachtigd worden | zouden bemachtigd worden | zouden bemachtigd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben bemachtigd | bent bemachtigd | bent/is bemachtigd | zijt bemachtigd | is bemachtigd | zijn bemachtigd | zijn bemachtigd | zijn bemachtigd | |||
verleden (v.v.t.) | was bemachtigd | was bemachtigd | was bemachtigd | waart bemachtigd | was bemachtigd | waren bemachtigd | waren bemachtigd | waren bemachtigd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal bemachtigd zijn | zult bemachtigd zijn | zult bemachtigd zijn | zult bemachtigd zijn | zal bemachtigd zijn | zullen bemachtigd zijn | zullen bemachtigd zijn | zullen bemachtigd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou bemachtigd zijn | zou bemachtigd zijn | zou/zoudt bemachtigd zijn | zoudt bemachtigd zijn | zou bemachtigd zijn | zouden bemachtigd zijn | zouden bemachtigd zijn | zouden bemachtigd zijn |