vervoeging van de bedrijvende vorm van beramen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | beramen | te beramen | ||||||||
toekomend | zullen beramen | te zullen beramen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben beraamd | te hebben beraamd | ||||||||
toekomend | beraamd zullen hebben | beraamd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
beramend | beraamd | ev. beraam |
mv. verouderd beraamt |
berame | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | beraam | beraamt | beraamt | beraamt | beraamt | beramen | beramen | beramen | |||
verleden (o.v.t.) | beraamde | beraamde | beraamde | beraamde | beraamde | beraamden | beraamden | beraamden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal beramen | zult/zal beramen | zult/zal beramen | zult beramen | zal beramen | zullen beramen | zullen beramen | zullen beramen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou beramen | zou beramen | zou(dt) beramen | zoudt beramen | zou beramen | zouden beramen | zouden beramen | zouden beramen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb beraamd | hebt beraamd | hebt/heeft beraamd | hebt beraamd | heeft beraamd | hebben beraamd | hebben beraamd | hebben beraamd | |||
verleden (v.v.t.) | had beraamd | had beraamd | had beraamd | hadt beraamd | had beraamd | hadden beraamd | hadden beraamd | hadden beraamd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal beraamd hebben | zal/zult beraamd hebben | zult/zal beraamd hebben | zult beraamd hebben | zal beraamd hebben | zullen beraamd hebben | zullen beraamd hebben | zullen beraamd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou beraamd hebben | zou beraamd hebben | zou/zoudt beraamd hebben | zoudt beraamd hebben | zou beraamd hebben | zouden beraamd hebben | zouden beraamd hebben | zouden beraamd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm beraamd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt beraamd | er is beraamd | |||||||||
verleden | er werd beraamd | er was beraamd | |||||||||
toekomend | er zal beraamd worden | er zal beraamd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou beraamd worden | er zou beraamd zijn | |||||||||
lijdende vorm beraamd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | beraamd worden | beraamd te worden | ||||||||
toekomend | beraamd zullen worden | beraamd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | beraamd zijn | beraamd te zijn | ||||||||
toekomend | beraamd zullen zijn | beraamd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word beraamd | wordt beraamd | wordt beraamd | wordt beraamd | wordt beraamd | worden beraamd | worden beraamd | worden beraamd | |||
verleden (o.v.t.) | werd beraamd | werd beraamd | werd beraamd | werdt beraamd | werd beraamd | werden beraamd | werden beraamd | werden beraamd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal beraamd worden | zult beraamd worden | zult beraamd worden | zult beraamd worden | zal beraamd worden | zullen beraamd worden | zullen beraamd worden | zullen beraamd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou beraamd worden | zou beraamd worden | zou/zoudt beraamd worden | zoudt beraamd worden | zou beraamd worden | zouden beraamd worden | zouden beraamd worden | zouden beraamd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben beraamd | bent beraamd | bent/is beraamd | zijt beraamd | is beraamd | zijn beraamd | zijn beraamd | zijn beraamd | |||
verleden (v.v.t.) | was beraamd | was beraamd | was beraamd | waart beraamd | was beraamd | waren beraamd | waren beraamd | waren beraamd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal beraamd zijn | zult beraamd zijn | zult beraamd zijn | zult beraamd zijn | zal beraamd zijn | zullen beraamd zijn | zullen beraamd zijn | zullen beraamd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou beraamd zijn | zou beraamd zijn | zou/zoudt beraamd zijn | zoudt beraamd zijn | zou beraamd zijn | zouden beraamd zijn | zouden beraamd zijn | zouden beraamd zijn |