vervoeging van de bedrijvende vorm van berijmen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | berijmen | te berijmen | ||||||||
toekomend | zullen berijmen | te zullen berijmen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben berijmd | te hebben berijmd | ||||||||
toekomend | berijmd zullen hebben | berijmd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
berijmend | berijmd | ev. berijm |
mv. verouderd berijmt |
berijme | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | berijm | berijmt | berijmt | berijmt | berijmt | berijmen | berijmen | berijmen | |||
verleden (o.v.t.) | berijmde | berijmde | berijmde | berijmde | berijmde | berijmden | berijmden | berijmden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal berijmen | zult/zal berijmen | zult/zal berijmen | zult berijmen | zal berijmen | zullen berijmen | zullen berijmen | zullen berijmen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou berijmen | zou berijmen | zou(dt) berijmen | zoudt berijmen | zou berijmen | zouden berijmen | zouden berijmen | zouden berijmen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb berijmd | hebt berijmd | hebt/heeft berijmd | hebt berijmd | heeft berijmd | hebben berijmd | hebben berijmd | hebben berijmd | |||
verleden (v.v.t.) | had berijmd | had berijmd | had berijmd | hadt berijmd | had berijmd | hadden berijmd | hadden berijmd | hadden berijmd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal berijmd hebben | zal/zult berijmd hebben | zult/zal berijmd hebben | zult berijmd hebben | zal berijmd hebben | zullen berijmd hebben | zullen berijmd hebben | zullen berijmd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou berijmd hebben | zou berijmd hebben | zou/zoudt berijmd hebben | zoudt berijmd hebben | zou berijmd hebben | zouden berijmd hebben | zouden berijmd hebben | zouden berijmd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm berijmd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt berijmd | er is berijmd | |||||||||
verleden | er werd berijmd | er was berijmd | |||||||||
toekomend | er zal berijmd worden | er zal berijmd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou berijmd worden | er zou berijmd zijn | |||||||||
lijdende vorm berijmd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | berijmd worden | berijmd te worden | ||||||||
toekomend | berijmd zullen worden | berijmd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | berijmd zijn | berijmd te zijn | ||||||||
toekomend | berijmd zullen zijn | berijmd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word berijmd | wordt berijmd | wordt berijmd | wordt berijmd | wordt berijmd | worden berijmd | worden berijmd | worden berijmd | |||
verleden (o.v.t.) | werd berijmd | werd berijmd | werd berijmd | werdt berijmd | werd berijmd | werden berijmd | werden berijmd | werden berijmd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal berijmd worden | zult berijmd worden | zult berijmd worden | zult berijmd worden | zal berijmd worden | zullen berijmd worden | zullen berijmd worden | zullen berijmd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou berijmd worden | zou berijmd worden | zou/zoudt berijmd worden | zoudt berijmd worden | zou berijmd worden | zouden berijmd worden | zouden berijmd worden | zouden berijmd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben berijmd | bent berijmd | bent/is berijmd | zijt berijmd | is berijmd | zijn berijmd | zijn berijmd | zijn berijmd | |||
verleden (v.v.t.) | was berijmd | was berijmd | was berijmd | waart berijmd | was berijmd | waren berijmd | waren berijmd | waren berijmd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal berijmd zijn | zult berijmd zijn | zult berijmd zijn | zult berijmd zijn | zal berijmd zijn | zullen berijmd zijn | zullen berijmd zijn | zullen berijmd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou berijmd zijn | zou berijmd zijn | zou/zoudt berijmd zijn | zoudt berijmd zijn | zou berijmd zijn | zouden berijmd zijn | zouden berijmd zijn | zouden berijmd zijn |