vervoeging van de bedrijvende vorm van besmeren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | besmeren | te besmeren | ||||||||
toekomend | zullen besmeren | te zullen besmeren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben besmeerd | te hebben besmeerd | ||||||||
toekomend | besmeerd zullen hebben | besmeerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
besmerend | besmeerd | ev. besmeer |
mv. verouderd besmeert |
besmere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | besmeer | besmeert | besmeert | besmeert | besmeert | besmeren | besmeren | besmeren | |||
verleden (o.v.t.) | besmeerde | besmeerde | besmeerde | besmeerde | besmeerde | besmeerden | besmeerden | besmeerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal besmeren | zult/zal besmeren | zult/zal besmeren | zult besmeren | zal besmeren | zullen besmeren | zullen besmeren | zullen besmeren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou besmeren | zou besmeren | zou(dt) besmeren | zoudt besmeren | zou besmeren | zouden besmeren | zouden besmeren | zouden besmeren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb besmeerd | hebt besmeerd | hebt/heeft besmeerd | hebt besmeerd | heeft besmeerd | hebben besmeerd | hebben besmeerd | hebben besmeerd | |||
verleden (v.v.t.) | had besmeerd | had besmeerd | had besmeerd | hadt besmeerd | had besmeerd | hadden besmeerd | hadden besmeerd | hadden besmeerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal besmeerd hebben | zal/zult besmeerd hebben | zult/zal besmeerd hebben | zult besmeerd hebben | zal besmeerd hebben | zullen besmeerd hebben | zullen besmeerd hebben | zullen besmeerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou besmeerd hebben | zou besmeerd hebben | zou/zoudt besmeerd hebben | zoudt besmeerd hebben | zou besmeerd hebben | zouden besmeerd hebben | zouden besmeerd hebben | zouden besmeerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm besmeerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt besmeerd | er is besmeerd | |||||||||
verleden | er werd besmeerd | er was besmeerd | |||||||||
toekomend | er zal besmeerd worden | er zal besmeerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou besmeerd worden | er zou besmeerd zijn | |||||||||
lijdende vorm besmeerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | besmeerd worden | besmeerd te worden | ||||||||
toekomend | besmeerd zullen worden | besmeerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | besmeerd zijn | besmeerd te zijn | ||||||||
toekomend | besmeerd zullen zijn | besmeerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word besmeerd | wordt besmeerd | wordt besmeerd | wordt besmeerd | wordt besmeerd | worden besmeerd | worden besmeerd | worden besmeerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd besmeerd | werd besmeerd | werd besmeerd | werdt besmeerd | werd besmeerd | werden besmeerd | werden besmeerd | werden besmeerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal besmeerd worden | zult besmeerd worden | zult besmeerd worden | zult besmeerd worden | zal besmeerd worden | zullen besmeerd worden | zullen besmeerd worden | zullen besmeerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou besmeerd worden | zou besmeerd worden | zou/zoudt besmeerd worden | zoudt besmeerd worden | zou besmeerd worden | zouden besmeerd worden | zouden besmeerd worden | zouden besmeerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben besmeerd | bent besmeerd | bent/is besmeerd | zijt besmeerd | is besmeerd | zijn besmeerd | zijn besmeerd | zijn besmeerd | |||
verleden (v.v.t.) | was besmeerd | was besmeerd | was besmeerd | waart besmeerd | was besmeerd | waren besmeerd | waren besmeerd | waren besmeerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal besmeerd zijn | zult besmeerd zijn | zult besmeerd zijn | zult besmeerd zijn | zal besmeerd zijn | zullen besmeerd zijn | zullen besmeerd zijn | zullen besmeerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou besmeerd zijn | zou besmeerd zijn | zou/zoudt besmeerd zijn | zoudt besmeerd zijn | zou besmeerd zijn | zouden besmeerd zijn | zouden besmeerd zijn | zouden besmeerd zijn |