vervoeging van de bedrijvende vorm van bespannen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | bespannen | te bespannen | ||||||||
toekomend | zullen bespannen | te zullen bespannen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben bespannen | te hebben bespannen | ||||||||
toekomend | bespannen zullen hebben | bespannen te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
bespannend | bespannen | ev. bespan |
mv. verouderd bespant |
bespanne | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | bespan | bespant | bespant | bespant | bespant | bespannen | bespannen | bespannen | |||
verleden (o.v.t.) | bespande | bespande | bespande | bespande | bespande | bespanden | bespanden | bespanden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal bespannen | zult/zal bespannen | zult/zal bespannen | zult bespannen | zal bespannen | zullen bespannen | zullen bespannen | zullen bespannen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou bespannen | zou bespannen | zou(dt) bespannen | zoudt bespannen | zou bespannen | zouden bespannen | zouden bespannen | zouden bespannen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb bespannen | hebt bespannen | hebt/heeft bespannen | hebt bespannen | heeft bespannen | hebben bespannen | hebben bespannen | hebben bespannen | |||
verleden (v.v.t.) | had bespannen | had bespannen | had bespannen | hadt bespannen | had bespannen | hadden bespannen | hadden bespannen | hadden bespannen | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal bespannen hebben | zal/zult bespannen hebben | zult/zal bespannen hebben | zult bespannen hebben | zal bespannen hebben | zullen bespannen hebben | zullen bespannen hebben | zullen bespannen hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou bespannen hebben | zou bespannen hebben | zou/zoudt bespannen hebben | zoudt bespannen hebben | zou bespannen hebben | zouden bespannen hebben | zouden bespannen hebben | zouden bespannen hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm bespannen worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt bespannen | er is bespannen | |||||||||
verleden | er werd bespannen | er was bespannen | |||||||||
toekomend | er zal bespannen worden | er zal bespannen zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou bespannen worden | er zou bespannen zijn | |||||||||
lijdende vorm bespannen worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | bespannen worden | bespannen te worden | ||||||||
toekomend | bespannen zullen worden | bespannen te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | bespannen zijn | bespannen te zijn | ||||||||
toekomend | bespannen zullen zijn | bespannen te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word bespannen | wordt bespannen | wordt bespannen | wordt bespannen | wordt bespannen | worden bespannen | worden bespannen | worden bespannen | |||
verleden (o.v.t.) | werd bespannen | werd bespannen | werd bespannen | werdt bespannen | werd bespannen | werden bespannen | werden bespannen | werden bespannen | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal bespannen worden | zult bespannen worden | zult bespannen worden | zult bespannen worden | zal bespannen worden | zullen bespannen worden | zullen bespannen worden | zullen bespannen worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou bespannen worden | zou bespannen worden | zou/zoudt bespannen worden | zoudt bespannen worden | zou bespannen worden | zouden bespannen worden | zouden bespannen worden | zouden bespannen worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben bespannen | bent bespannen | bent/is bespannen | zijt bespannen | is bespannen | zijn bespannen | zijn bespannen | zijn bespannen | |||
verleden (v.v.t.) | was bespannen | was bespannen | was bespannen | waart bespannen | was bespannen | waren bespannen | waren bespannen | waren bespannen | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal bespannen zijn | zult bespannen zijn | zult bespannen zijn | zult bespannen zijn | zal bespannen zijn | zullen bespannen zijn | zullen bespannen zijn | zullen bespannen zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou bespannen zijn | zou bespannen zijn | zou/zoudt bespannen zijn | zoudt bespannen zijn | zou bespannen zijn | zouden bespannen zijn | zouden bespannen zijn | zouden bespannen zijn |