vervoeging van de bedrijvende vorm van bestaffen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | bestaffen | te bestaffen | ||||||||
toekomend | zullen bestaffen | te zullen bestaffen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben bestaft | te hebben bestaft | ||||||||
toekomend | bestaft zullen hebben | bestaft te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
bestaffend | bestaft | ev. bestaf |
mv. verouderd bestaft |
bestaffe | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | bestaf | bestaft | bestaft | bestaft | bestaft | bestaffen | bestaffen | bestaffen | |||
verleden (o.v.t.) | bestafte | bestafte | bestafte | bestafte | bestafte | bestaften | bestaften | bestaften | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal bestaffen | zult/zal bestaffen | zult/zal bestaffen | zult bestaffen | zal bestaffen | zullen bestaffen | zullen bestaffen | zullen bestaffen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou bestaffen | zou bestaffen | zou(dt) bestaffen | zoudt bestaffen | zou bestaffen | zouden bestaffen | zouden bestaffen | zouden bestaffen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb bestaft | hebt bestaft | hebt/heeft bestaft | hebt bestaft | heeft bestaft | hebben bestaft | hebben bestaft | hebben bestaft | |||
verleden (v.v.t.) | had bestaft | had bestaft | had bestaft | hadt bestaft | had bestaft | hadden bestaft | hadden bestaft | hadden bestaft | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal bestaft hebben | zal/zult bestaft hebben | zult/zal bestaft hebben | zult bestaft hebben | zal bestaft hebben | zullen bestaft hebben | zullen bestaft hebben | zullen bestaft hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou bestaft hebben | zou bestaft hebben | zou/zoudt bestaft hebben | zoudt bestaft hebben | zou bestaft hebben | zouden bestaft hebben | zouden bestaft hebben | zouden bestaft hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm bestaft worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt bestaft | er is bestaft | |||||||||
verleden | er werd bestaft | er was bestaft | |||||||||
toekomend | er zal bestaft worden | er zal bestaft zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou bestaft worden | er zou bestaft zijn | |||||||||
lijdende vorm bestaft worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | bestaft worden | bestaft te worden | ||||||||
toekomend | bestaft zullen worden | bestaft te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | bestaft zijn | bestaft te zijn | ||||||||
toekomend | bestaft zullen zijn | bestaft te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word bestaft | wordt bestaft | wordt bestaft | wordt bestaft | wordt bestaft | worden bestaft | worden bestaft | worden bestaft | |||
verleden (o.v.t.) | werd bestaft | werd bestaft | werd bestaft | werdt bestaft | werd bestaft | werden bestaft | werden bestaft | werden bestaft | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal bestaft worden | zult bestaft worden | zult bestaft worden | zult bestaft worden | zal bestaft worden | zullen bestaft worden | zullen bestaft worden | zullen bestaft worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou bestaft worden | zou bestaft worden | zou/zoudt bestaft worden | zoudt bestaft worden | zou bestaft worden | zouden bestaft worden | zouden bestaft worden | zouden bestaft worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben bestaft | bent bestaft | bent/is bestaft | zijt bestaft | is bestaft | zijn bestaft | zijn bestaft | zijn bestaft | |||
verleden (v.v.t.) | was bestaft | was bestaft | was bestaft | waart bestaft | was bestaft | waren bestaft | waren bestaft | waren bestaft | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal bestaft zijn | zult bestaft zijn | zult bestaft zijn | zult bestaft zijn | zal bestaft zijn | zullen bestaft zijn | zullen bestaft zijn | zullen bestaft zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou bestaft zijn | zou bestaft zijn | zou/zoudt bestaft zijn | zoudt bestaft zijn | zou bestaft zijn | zouden bestaft zijn | zouden bestaft zijn | zouden bestaft zijn |