vervoeging van de bedrijvende vorm van bestempelen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | bestempelen | te bestempelen | ||||||||
toekomend | zullen bestempelen | te zullen bestempelen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben bestempeld | te hebben bestempeld | ||||||||
toekomend | bestempeld zullen hebben | bestempeld te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
bestempelend | bestempeld | ev. bestempel |
mv. verouderd bestempelt |
bestempele | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | bestempel | bestempelt | bestempelt | bestempelt | bestempelt | bestempelen | bestempelen | bestempelen | |||
verleden (o.v.t.) | bestempelde | bestempelde | bestempelde | bestempelde | bestempelde | bestempelden | bestempelden | bestempelden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal bestempelen | zult/zal bestempelen | zult/zal bestempelen | zult bestempelen | zal bestempelen | zullen bestempelen | zullen bestempelen | zullen bestempelen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou bestempelen | zou bestempelen | zou(dt) bestempelen | zoudt bestempelen | zou bestempelen | zouden bestempelen | zouden bestempelen | zouden bestempelen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb bestempeld | hebt bestempeld | hebt/heeft bestempeld | hebt bestempeld | heeft bestempeld | hebben bestempeld | hebben bestempeld | hebben bestempeld | |||
verleden (v.v.t.) | had bestempeld | had bestempeld | had bestempeld | hadt bestempeld | had bestempeld | hadden bestempeld | hadden bestempeld | hadden bestempeld | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal bestempeld hebben | zal/zult bestempeld hebben | zult/zal bestempeld hebben | zult bestempeld hebben | zal bestempeld hebben | zullen bestempeld hebben | zullen bestempeld hebben | zullen bestempeld hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou bestempeld hebben | zou bestempeld hebben | zou/zoudt bestempeld hebben | zoudt bestempeld hebben | zou bestempeld hebben | zouden bestempeld hebben | zouden bestempeld hebben | zouden bestempeld hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm bestempeld worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt bestempeld | er is bestempeld | |||||||||
verleden | er werd bestempeld | er was bestempeld | |||||||||
toekomend | er zal bestempeld worden | er zal bestempeld zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou bestempeld worden | er zou bestempeld zijn | |||||||||
lijdende vorm bestempeld worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | bestempeld worden | bestempeld te worden | ||||||||
toekomend | bestempeld zullen worden | bestempeld te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | bestempeld zijn | bestempeld te zijn | ||||||||
toekomend | bestempeld zullen zijn | bestempeld te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word bestempeld | wordt bestempeld | wordt bestempeld | wordt bestempeld | wordt bestempeld | worden bestempeld | worden bestempeld | worden bestempeld | |||
verleden (o.v.t.) | werd bestempeld | werd bestempeld | werd bestempeld | werdt bestempeld | werd bestempeld | werden bestempeld | werden bestempeld | werden bestempeld | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal bestempeld worden | zult bestempeld worden | zult bestempeld worden | zult bestempeld worden | zal bestempeld worden | zullen bestempeld worden | zullen bestempeld worden | zullen bestempeld worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou bestempeld worden | zou bestempeld worden | zou/zoudt bestempeld worden | zoudt bestempeld worden | zou bestempeld worden | zouden bestempeld worden | zouden bestempeld worden | zouden bestempeld worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben bestempeld | bent bestempeld | bent/is bestempeld | zijt bestempeld | is bestempeld | zijn bestempeld | zijn bestempeld | zijn bestempeld | |||
verleden (v.v.t.) | was bestempeld | was bestempeld | was bestempeld | waart bestempeld | was bestempeld | waren bestempeld | waren bestempeld | waren bestempeld | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal bestempeld zijn | zult bestempeld zijn | zult bestempeld zijn | zult bestempeld zijn | zal bestempeld zijn | zullen bestempeld zijn | zullen bestempeld zijn | zullen bestempeld zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou bestempeld zijn | zou bestempeld zijn | zou/zoudt bestempeld zijn | zoudt bestempeld zijn | zou bestempeld zijn | zouden bestempeld zijn | zouden bestempeld zijn | zouden bestempeld zijn |