vervoeging van de bedrijvende vorm van bestralen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | bestralen | te bestralen | ||||||||
toekomend | zullen bestralen | te zullen bestralen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben bestraald | te hebben bestraald | ||||||||
toekomend | bestraald zullen hebben | bestraald te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
bestralend | bestraald | ev. bestraal |
mv. verouderd bestraalt |
bestrale | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | bestraal | bestraalt | bestraalt | bestraalt | bestraalt | bestralen | bestralen | bestralen | |||
verleden (o.v.t.) | bestraalde | bestraalde | bestraalde | bestraalde | bestraalde | bestraalden | bestraalden | bestraalden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal bestralen | zult/zal bestralen | zult/zal bestralen | zult bestralen | zal bestralen | zullen bestralen | zullen bestralen | zullen bestralen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou bestralen | zou bestralen | zou(dt) bestralen | zoudt bestralen | zou bestralen | zouden bestralen | zouden bestralen | zouden bestralen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb bestraald | hebt bestraald | hebt/heeft bestraald | hebt bestraald | heeft bestraald | hebben bestraald | hebben bestraald | hebben bestraald | |||
verleden (v.v.t.) | had bestraald | had bestraald | had bestraald | hadt bestraald | had bestraald | hadden bestraald | hadden bestraald | hadden bestraald | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal bestraald hebben | zal/zult bestraald hebben | zult/zal bestraald hebben | zult bestraald hebben | zal bestraald hebben | zullen bestraald hebben | zullen bestraald hebben | zullen bestraald hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou bestraald hebben | zou bestraald hebben | zou/zoudt bestraald hebben | zoudt bestraald hebben | zou bestraald hebben | zouden bestraald hebben | zouden bestraald hebben | zouden bestraald hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm bestraald worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt bestraald | er is bestraald | |||||||||
verleden | er werd bestraald | er was bestraald | |||||||||
toekomend | er zal bestraald worden | er zal bestraald zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou bestraald worden | er zou bestraald zijn | |||||||||
lijdende vorm bestraald worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | bestraald worden | bestraald te worden | ||||||||
toekomend | bestraald zullen worden | bestraald te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | bestraald zijn | bestraald te zijn | ||||||||
toekomend | bestraald zullen zijn | bestraald te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word bestraald | wordt bestraald | wordt bestraald | wordt bestraald | wordt bestraald | worden bestraald | worden bestraald | worden bestraald | |||
verleden (o.v.t.) | werd bestraald | werd bestraald | werd bestraald | werdt bestraald | werd bestraald | werden bestraald | werden bestraald | werden bestraald | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal bestraald worden | zult bestraald worden | zult bestraald worden | zult bestraald worden | zal bestraald worden | zullen bestraald worden | zullen bestraald worden | zullen bestraald worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou bestraald worden | zou bestraald worden | zou/zoudt bestraald worden | zoudt bestraald worden | zou bestraald worden | zouden bestraald worden | zouden bestraald worden | zouden bestraald worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben bestraald | bent bestraald | bent/is bestraald | zijt bestraald | is bestraald | zijn bestraald | zijn bestraald | zijn bestraald | |||
verleden (v.v.t.) | was bestraald | was bestraald | was bestraald | waart bestraald | was bestraald | waren bestraald | waren bestraald | waren bestraald | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal bestraald zijn | zult bestraald zijn | zult bestraald zijn | zult bestraald zijn | zal bestraald zijn | zullen bestraald zijn | zullen bestraald zijn | zullen bestraald zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou bestraald zijn | zou bestraald zijn | zou/zoudt bestraald zijn | zoudt bestraald zijn | zou bestraald zijn | zouden bestraald zijn | zouden bestraald zijn | zouden bestraald zijn |