vervoeging van de bedrijvende vorm van bestuiven | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | bestuiven | te bestuiven | ||||||||
toekomend | zullen bestuiven | te zullen bestuiven | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben bestoven | te hebben bestoven | ||||||||
toekomend | bestoven zullen hebben | bestoven te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
bestuivend | bestoven | ev. bestuif |
mv. verouderd bestuift |
bestuive | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | bestuif | bestuift | bestuift | bestuift | bestuift | bestuiven | bestuiven | bestuiven | |||
verleden (o.v.t.) | bestoof | bestoof | bestoof | bestoof | bestoof | bestoven | bestoven | bestoven | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal bestuiven | zult/zal bestuiven | zult/zal bestuiven | zult bestuiven | zal bestuiven | zullen bestuiven | zullen bestuiven | zullen bestuiven | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou bestuiven | zou bestuiven | zou(dt) bestuiven | zoudt bestuiven | zou bestuiven | zouden bestuiven | zouden bestuiven | zouden bestuiven | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb bestoven | hebt bestoven | hebt/heeft bestoven | hebt bestoven | heeft bestoven | hebben bestoven | hebben bestoven | hebben bestoven | |||
verleden (v.v.t.) | had bestoven | had bestoven | had bestoven | hadt bestoven | had bestoven | hadden bestoven | hadden bestoven | hadden bestoven | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal bestoven hebben | zal/zult bestoven hebben | zult/zal bestoven hebben | zult bestoven hebben | zal bestoven hebben | zullen bestoven hebben | zullen bestoven hebben | zullen bestoven hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou bestoven hebben | zou bestoven hebben | zou/zoudt bestoven hebben | zoudt bestoven hebben | zou bestoven hebben | zouden bestoven hebben | zouden bestoven hebben | zouden bestoven hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm bestoven worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt bestoven | er is bestoven | |||||||||
verleden | er werd bestoven | er was bestoven | |||||||||
toekomend | er zal bestoven worden | er zal bestoven zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou bestoven worden | er zou bestoven zijn | |||||||||
lijdende vorm bestoven worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | bestoven worden | bestoven te worden | ||||||||
toekomend | bestoven zullen worden | bestoven te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | bestoven zijn | bestoven te zijn | ||||||||
toekomend | bestoven zullen zijn | bestoven te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word bestoven | wordt bestoven | wordt bestoven | wordt bestoven | wordt bestoven | worden bestoven | worden bestoven | worden bestoven | |||
verleden (o.v.t.) | werd bestoven | werd bestoven | werd bestoven | werdt bestoven | werd bestoven | werden bestoven | werden bestoven | werden bestoven | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal bestoven worden | zult bestoven worden | zult bestoven worden | zult bestoven worden | zal bestoven worden | zullen bestoven worden | zullen bestoven worden | zullen bestoven worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou bestoven worden | zou bestoven worden | zou/zoudt bestoven worden | zoudt bestoven worden | zou bestoven worden | zouden bestoven worden | zouden bestoven worden | zouden bestoven worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben bestoven | bent bestoven | bent/is bestoven | zijt bestoven | is bestoven | zijn bestoven | zijn bestoven | zijn bestoven | |||
verleden (v.v.t.) | was bestoven | was bestoven | was bestoven | waart bestoven | was bestoven | waren bestoven | waren bestoven | waren bestoven | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal bestoven zijn | zult bestoven zijn | zult bestoven zijn | zult bestoven zijn | zal bestoven zijn | zullen bestoven zijn | zullen bestoven zijn | zullen bestoven zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou bestoven zijn | zou bestoven zijn | zou/zoudt bestoven zijn | zoudt bestoven zijn | zou bestoven zijn | zouden bestoven zijn | zouden bestoven zijn | zouden bestoven zijn |