vervoeging van de bedrijvende vorm van bevlekken | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | bevlekken | te bevlekken | ||||||||
toekomend | zullen bevlekken | te zullen bevlekken | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben bevlekt | te hebben bevlekt | ||||||||
toekomend | bevlekt zullen hebben | bevlekt te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
bevlekkend | bevlekt | ev. bevlek |
mv. verouderd bevlekt |
bevlekke | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | bevlek | bevlekt | bevlekt | bevlekt | bevlekt | bevlekken | bevlekken | bevlekken | |||
verleden (o.v.t.) | bevlekte | bevlekte | bevlekte | bevlekte | bevlekte | bevlekten | bevlekten | bevlekten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal bevlekken | zult/zal bevlekken | zult/zal bevlekken | zult bevlekken | zal bevlekken | zullen bevlekken | zullen bevlekken | zullen bevlekken | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou bevlekken | zou bevlekken | zou(dt) bevlekken | zoudt bevlekken | zou bevlekken | zouden bevlekken | zouden bevlekken | zouden bevlekken | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb bevlekt | hebt bevlekt | hebt/heeft bevlekt | hebt bevlekt | heeft bevlekt | hebben bevlekt | hebben bevlekt | hebben bevlekt | |||
verleden (v.v.t.) | had bevlekt | had bevlekt | had bevlekt | hadt bevlekt | had bevlekt | hadden bevlekt | hadden bevlekt | hadden bevlekt | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal bevlekt hebben | zal/zult bevlekt hebben | zult/zal bevlekt hebben | zult bevlekt hebben | zal bevlekt hebben | zullen bevlekt hebben | zullen bevlekt hebben | zullen bevlekt hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou bevlekt hebben | zou bevlekt hebben | zou/zoudt bevlekt hebben | zoudt bevlekt hebben | zou bevlekt hebben | zouden bevlekt hebben | zouden bevlekt hebben | zouden bevlekt hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm bevlekt worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt bevlekt | er is bevlekt | |||||||||
verleden | er werd bevlekt | er was bevlekt | |||||||||
toekomend | er zal bevlekt worden | er zal bevlekt zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou bevlekt worden | er zou bevlekt zijn | |||||||||
lijdende vorm bevlekt worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | bevlekt worden | bevlekt te worden | ||||||||
toekomend | bevlekt zullen worden | bevlekt te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | bevlekt zijn | bevlekt te zijn | ||||||||
toekomend | bevlekt zullen zijn | bevlekt te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word bevlekt | wordt bevlekt | wordt bevlekt | wordt bevlekt | wordt bevlekt | worden bevlekt | worden bevlekt | worden bevlekt | |||
verleden (o.v.t.) | werd bevlekt | werd bevlekt | werd bevlekt | werdt bevlekt | werd bevlekt | werden bevlekt | werden bevlekt | werden bevlekt | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal bevlekt worden | zult bevlekt worden | zult bevlekt worden | zult bevlekt worden | zal bevlekt worden | zullen bevlekt worden | zullen bevlekt worden | zullen bevlekt worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou bevlekt worden | zou bevlekt worden | zou/zoudt bevlekt worden | zoudt bevlekt worden | zou bevlekt worden | zouden bevlekt worden | zouden bevlekt worden | zouden bevlekt worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben bevlekt | bent bevlekt | bent/is bevlekt | zijt bevlekt | is bevlekt | zijn bevlekt | zijn bevlekt | zijn bevlekt | |||
verleden (v.v.t.) | was bevlekt | was bevlekt | was bevlekt | waart bevlekt | was bevlekt | waren bevlekt | waren bevlekt | waren bevlekt | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal bevlekt zijn | zult bevlekt zijn | zult bevlekt zijn | zult bevlekt zijn | zal bevlekt zijn | zullen bevlekt zijn | zullen bevlekt zijn | zullen bevlekt zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou bevlekt zijn | zou bevlekt zijn | zou/zoudt bevlekt zijn | zoudt bevlekt zijn | zou bevlekt zijn | zouden bevlekt zijn | zouden bevlekt zijn | zouden bevlekt zijn |