vervoeging van de bedrijvende vorm van bezwaren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | bezwaren | te bezwaren | ||||||||
toekomend | zullen bezwaren | te zullen bezwaren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben bezwaard | te hebben bezwaard | ||||||||
toekomend | bezwaard zullen hebben | bezwaard te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
bezwarend | bezwaard | ev. bezwaar |
mv. verouderd bezwaart |
bezware | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | bezwaar | bezwaart | bezwaart | bezwaart | bezwaart | bezwaren | bezwaren | bezwaren | |||
verleden (o.v.t.) | bezwaarde | bezwaarde | bezwaarde | bezwaarde | bezwaarde | bezwaarden | bezwaarden | bezwaarden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal bezwaren | zult/zal bezwaren | zult/zal bezwaren | zult bezwaren | zal bezwaren | zullen bezwaren | zullen bezwaren | zullen bezwaren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou bezwaren | zou bezwaren | zou(dt) bezwaren | zoudt bezwaren | zou bezwaren | zouden bezwaren | zouden bezwaren | zouden bezwaren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb bezwaard | hebt bezwaard | hebt/heeft bezwaard | hebt bezwaard | heeft bezwaard | hebben bezwaard | hebben bezwaard | hebben bezwaard | |||
verleden (v.v.t.) | had bezwaard | had bezwaard | had bezwaard | hadt bezwaard | had bezwaard | hadden bezwaard | hadden bezwaard | hadden bezwaard | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal bezwaard hebben | zal/zult bezwaard hebben | zult/zal bezwaard hebben | zult bezwaard hebben | zal bezwaard hebben | zullen bezwaard hebben | zullen bezwaard hebben | zullen bezwaard hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou bezwaard hebben | zou bezwaard hebben | zou/zoudt bezwaard hebben | zoudt bezwaard hebben | zou bezwaard hebben | zouden bezwaard hebben | zouden bezwaard hebben | zouden bezwaard hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm bezwaard worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt bezwaard | er is bezwaard | |||||||||
verleden | er werd bezwaard | er was bezwaard | |||||||||
toekomend | er zal bezwaard worden | er zal bezwaard zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou bezwaard worden | er zou bezwaard zijn | |||||||||
lijdende vorm bezwaard worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | bezwaard worden | bezwaard te worden | ||||||||
toekomend | bezwaard zullen worden | bezwaard te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | bezwaard zijn | bezwaard te zijn | ||||||||
toekomend | bezwaard zullen zijn | bezwaard te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word bezwaard | wordt bezwaard | wordt bezwaard | wordt bezwaard | wordt bezwaard | worden bezwaard | worden bezwaard | worden bezwaard | |||
verleden (o.v.t.) | werd bezwaard | werd bezwaard | werd bezwaard | werdt bezwaard | werd bezwaard | werden bezwaard | werden bezwaard | werden bezwaard | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal bezwaard worden | zult bezwaard worden | zult bezwaard worden | zult bezwaard worden | zal bezwaard worden | zullen bezwaard worden | zullen bezwaard worden | zullen bezwaard worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou bezwaard worden | zou bezwaard worden | zou/zoudt bezwaard worden | zoudt bezwaard worden | zou bezwaard worden | zouden bezwaard worden | zouden bezwaard worden | zouden bezwaard worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben bezwaard | bent bezwaard | bent/is bezwaard | zijt bezwaard | is bezwaard | zijn bezwaard | zijn bezwaard | zijn bezwaard | |||
verleden (v.v.t.) | was bezwaard | was bezwaard | was bezwaard | waart bezwaard | was bezwaard | waren bezwaard | waren bezwaard | waren bezwaard | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal bezwaard zijn | zult bezwaard zijn | zult bezwaard zijn | zult bezwaard zijn | zal bezwaard zijn | zullen bezwaard zijn | zullen bezwaard zijn | zullen bezwaard zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou bezwaard zijn | zou bezwaard zijn | zou/zoudt bezwaard zijn | zoudt bezwaard zijn | zou bezwaard zijn | zouden bezwaard zijn | zouden bezwaard zijn | zouden bezwaard zijn |