vervoeging van de bedrijvende vorm van capitonneren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | capitonneren | te capitonneren | ||||||||
toekomend | zullen capitonneren | te zullen capitonneren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gecapitonneerd | te hebben gecapitonneerd | ||||||||
toekomend | gecapitonneerd zullen hebben | gecapitonneerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
capitonnerend | gecapitonneerd | ev. capitonneer |
mv. verouderd capitonneert |
capitonnere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | capitonneer | capitonneert | capitonneert | capitonneert | capitonneert | capitonneren | capitonneren | capitonneren | |||
verleden (o.v.t.) | capitonneerde | capitonneerde | capitonneerde | capitonneerde | capitonneerde | capitonneerden | capitonneerden | capitonneerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal capitonneren | zult/zal capitonneren | zult/zal capitonneren | zult capitonneren | zal capitonneren | zullen capitonneren | zullen capitonneren | zullen capitonneren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou capitonneren | zou capitonneren | zou(dt) capitonneren | zoudt capitonneren | zou capitonneren | zouden capitonneren | zouden capitonneren | zouden capitonneren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gecapitonneerd | hebt gecapitonneerd | hebt/heeft gecapitonneerd | hebt gecapitonneerd | heeft gecapitonneerd | hebben gecapitonneerd | hebben gecapitonneerd | hebben gecapitonneerd | |||
verleden (v.v.t.) | had gecapitonneerd | had gecapitonneerd | had gecapitonneerd | hadt gecapitonneerd | had gecapitonneerd | hadden gecapitonneerd | hadden gecapitonneerd | hadden gecapitonneerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gecapitonneerd hebben | zal/zult gecapitonneerd hebben | zult/zal gecapitonneerd hebben | zult gecapitonneerd hebben | zal gecapitonneerd hebben | zullen gecapitonneerd hebben | zullen gecapitonneerd hebben | zullen gecapitonneerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gecapitonneerd hebben | zou gecapitonneerd hebben | zou/zoudt gecapitonneerd hebben | zoudt gecapitonneerd hebben | zou gecapitonneerd hebben | zouden gecapitonneerd hebben | zouden gecapitonneerd hebben | zouden gecapitonneerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gecapitonneerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gecapitonneerd | er is gecapitonneerd | |||||||||
verleden | er werd gecapitonneerd | er was gecapitonneerd | |||||||||
toekomend | er zal gecapitonneerd worden | er zal gecapitonneerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gecapitonneerd worden | er zou gecapitonneerd zijn | |||||||||
lijdende vorm gecapitonneerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gecapitonneerd worden | gecapitonneerd te worden | ||||||||
toekomend | gecapitonneerd zullen worden | gecapitonneerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gecapitonneerd zijn | gecapitonneerd te zijn | ||||||||
toekomend | gecapitonneerd zullen zijn | gecapitonneerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gecapitonneerd | wordt gecapitonneerd | wordt gecapitonneerd | wordt gecapitonneerd | wordt gecapitonneerd | worden gecapitonneerd | worden gecapitonneerd | worden gecapitonneerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd gecapitonneerd | werd gecapitonneerd | werd gecapitonneerd | werdt gecapitonneerd | werd gecapitonneerd | werden gecapitonneerd | werden gecapitonneerd | werden gecapitonneerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gecapitonneerd worden | zult gecapitonneerd worden | zult gecapitonneerd worden | zult gecapitonneerd worden | zal gecapitonneerd worden | zullen gecapitonneerd worden | zullen gecapitonneerd worden | zullen gecapitonneerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gecapitonneerd worden | zou gecapitonneerd worden | zou/zoudt gecapitonneerd worden | zoudt gecapitonneerd worden | zou gecapitonneerd worden | zouden gecapitonneerd worden | zouden gecapitonneerd worden | zouden gecapitonneerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gecapitonneerd | bent gecapitonneerd | bent/is gecapitonneerd | zijt gecapitonneerd | is gecapitonneerd | zijn gecapitonneerd | zijn gecapitonneerd | zijn gecapitonneerd | |||
verleden (v.v.t.) | was gecapitonneerd | was gecapitonneerd | was gecapitonneerd | waart gecapitonneerd | was gecapitonneerd | waren gecapitonneerd | waren gecapitonneerd | waren gecapitonneerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gecapitonneerd zijn | zult gecapitonneerd zijn | zult gecapitonneerd zijn | zult gecapitonneerd zijn | zal gecapitonneerd zijn | zullen gecapitonneerd zijn | zullen gecapitonneerd zijn | zullen gecapitonneerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gecapitonneerd zijn | zou gecapitonneerd zijn | zou/zoudt gecapitonneerd zijn | zoudt gecapitonneerd zijn | zou gecapitonneerd zijn | zouden gecapitonneerd zijn | zouden gecapitonneerd zijn | zouden gecapitonneerd zijn |