vervoeging van de bedrijvende vorm van catalogiseren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | catalogiseren | te catalogiseren | ||||||||
toekomend | zullen catalogiseren | te zullen catalogiseren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gecatalogiseerd | te hebben gecatalogiseerd | ||||||||
toekomend | gecatalogiseerd zullen hebben | gecatalogiseerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
catalogiserend | gecatalogiseerd | ev. catalogiseer |
mv. verouderd catalogiseert |
catalogisere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | catalogiseer | catalogiseert | catalogiseert | catalogiseert | catalogiseert | catalogiseren | catalogiseren | catalogiseren | |||
verleden (o.v.t.) | catalogiseerde | catalogiseerde | catalogiseerde | catalogiseerde | catalogiseerde | catalogiseerden | catalogiseerden | catalogiseerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal catalogiseren | zult/zal catalogiseren | zult/zal catalogiseren | zult catalogiseren | zal catalogiseren | zullen catalogiseren | zullen catalogiseren | zullen catalogiseren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou catalogiseren | zou catalogiseren | zou(dt) catalogiseren | zoudt catalogiseren | zou catalogiseren | zouden catalogiseren | zouden catalogiseren | zouden catalogiseren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gecatalogiseerd | hebt gecatalogiseerd | hebt/heeft gecatalogiseerd | hebt gecatalogiseerd | heeft gecatalogiseerd | hebben gecatalogiseerd | hebben gecatalogiseerd | hebben gecatalogiseerd | |||
verleden (v.v.t.) | had gecatalogiseerd | had gecatalogiseerd | had gecatalogiseerd | hadt gecatalogiseerd | had gecatalogiseerd | hadden gecatalogiseerd | hadden gecatalogiseerd | hadden gecatalogiseerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gecatalogiseerd hebben | zal/zult gecatalogiseerd hebben | zult/zal gecatalogiseerd hebben | zult gecatalogiseerd hebben | zal gecatalogiseerd hebben | zullen gecatalogiseerd hebben | zullen gecatalogiseerd hebben | zullen gecatalogiseerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gecatalogiseerd hebben | zou gecatalogiseerd hebben | zou/zoudt gecatalogiseerd hebben | zoudt gecatalogiseerd hebben | zou gecatalogiseerd hebben | zouden gecatalogiseerd hebben | zouden gecatalogiseerd hebben | zouden gecatalogiseerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gecatalogiseerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gecatalogiseerd | er is gecatalogiseerd | |||||||||
verleden | er werd gecatalogiseerd | er was gecatalogiseerd | |||||||||
toekomend | er zal gecatalogiseerd worden | er zal gecatalogiseerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gecatalogiseerd worden | er zou gecatalogiseerd zijn | |||||||||
lijdende vorm gecatalogiseerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gecatalogiseerd worden | gecatalogiseerd te worden | ||||||||
toekomend | gecatalogiseerd zullen worden | gecatalogiseerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gecatalogiseerd zijn | gecatalogiseerd te zijn | ||||||||
toekomend | gecatalogiseerd zullen zijn | gecatalogiseerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gecatalogiseerd | wordt gecatalogiseerd | wordt gecatalogiseerd | wordt gecatalogiseerd | wordt gecatalogiseerd | worden gecatalogiseerd | worden gecatalogiseerd | worden gecatalogiseerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd gecatalogiseerd | werd gecatalogiseerd | werd gecatalogiseerd | werdt gecatalogiseerd | werd gecatalogiseerd | werden gecatalogiseerd | werden gecatalogiseerd | werden gecatalogiseerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gecatalogiseerd worden | zult gecatalogiseerd worden | zult gecatalogiseerd worden | zult gecatalogiseerd worden | zal gecatalogiseerd worden | zullen gecatalogiseerd worden | zullen gecatalogiseerd worden | zullen gecatalogiseerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gecatalogiseerd worden | zou gecatalogiseerd worden | zou/zoudt gecatalogiseerd worden | zoudt gecatalogiseerd worden | zou gecatalogiseerd worden | zouden gecatalogiseerd worden | zouden gecatalogiseerd worden | zouden gecatalogiseerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gecatalogiseerd | bent gecatalogiseerd | bent/is gecatalogiseerd | zijt gecatalogiseerd | is gecatalogiseerd | zijn gecatalogiseerd | zijn gecatalogiseerd | zijn gecatalogiseerd | |||
verleden (v.v.t.) | was gecatalogiseerd | was gecatalogiseerd | was gecatalogiseerd | waart gecatalogiseerd | was gecatalogiseerd | waren gecatalogiseerd | waren gecatalogiseerd | waren gecatalogiseerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gecatalogiseerd zijn | zult gecatalogiseerd zijn | zult gecatalogiseerd zijn | zult gecatalogiseerd zijn | zal gecatalogiseerd zijn | zullen gecatalogiseerd zijn | zullen gecatalogiseerd zijn | zullen gecatalogiseerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gecatalogiseerd zijn | zou gecatalogiseerd zijn | zou/zoudt gecatalogiseerd zijn | zoudt gecatalogiseerd zijn | zou gecatalogiseerd zijn | zouden gecatalogiseerd zijn | zouden gecatalogiseerd zijn | zouden gecatalogiseerd zijn |