vervoeging van de bedrijvende vorm van centeren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | centeren | te centeren | ||||||||
toekomend | zullen centeren | te zullen centeren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gecenterd | te hebben gecenterd | ||||||||
toekomend | gecenterd zullen hebben | gecenterd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
centerend | gecenterd | ev. center |
mv. verouderd centert |
centere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | center | centert | centert | centert | centert | centeren | centeren | centeren | |||
verleden (o.v.t.) | centerde | centerde | centerde | centerde | centerde | centerden | centerden | centerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal centeren | zult/zal centeren | zult/zal centeren | zult centeren | zal centeren | zullen centeren | zullen centeren | zullen centeren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou centeren | zou centeren | zou(dt) centeren | zoudt centeren | zou centeren | zouden centeren | zouden centeren | zouden centeren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gecenterd | hebt gecenterd | hebt/heeft gecenterd | hebt gecenterd | heeft gecenterd | hebben gecenterd | hebben gecenterd | hebben gecenterd | |||
verleden (v.v.t.) | had gecenterd | had gecenterd | had gecenterd | hadt gecenterd | had gecenterd | hadden gecenterd | hadden gecenterd | hadden gecenterd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gecenterd hebben | zal/zult gecenterd hebben | zult/zal gecenterd hebben | zult gecenterd hebben | zal gecenterd hebben | zullen gecenterd hebben | zullen gecenterd hebben | zullen gecenterd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gecenterd hebben | zou gecenterd hebben | zou/zoudt gecenterd hebben | zoudt gecenterd hebben | zou gecenterd hebben | zouden gecenterd hebben | zouden gecenterd hebben | zouden gecenterd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gecenterd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gecenterd | er is gecenterd | |||||||||
verleden | er werd gecenterd | er was gecenterd | |||||||||
toekomend | er zal gecenterd worden | er zal gecenterd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gecenterd worden | er zou gecenterd zijn | |||||||||
lijdende vorm gecenterd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gecenterd worden | gecenterd te worden | ||||||||
toekomend | gecenterd zullen worden | gecenterd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gecenterd zijn | gecenterd te zijn | ||||||||
toekomend | gecenterd zullen zijn | gecenterd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gecenterd | wordt gecenterd | wordt gecenterd | wordt gecenterd | wordt gecenterd | worden gecenterd | worden gecenterd | worden gecenterd | |||
verleden (o.v.t.) | werd gecenterd | werd gecenterd | werd gecenterd | werdt gecenterd | werd gecenterd | werden gecenterd | werden gecenterd | werden gecenterd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gecenterd worden | zult gecenterd worden | zult gecenterd worden | zult gecenterd worden | zal gecenterd worden | zullen gecenterd worden | zullen gecenterd worden | zullen gecenterd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gecenterd worden | zou gecenterd worden | zou/zoudt gecenterd worden | zoudt gecenterd worden | zou gecenterd worden | zouden gecenterd worden | zouden gecenterd worden | zouden gecenterd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gecenterd | bent gecenterd | bent/is gecenterd | zijt gecenterd | is gecenterd | zijn gecenterd | zijn gecenterd | zijn gecenterd | |||
verleden (v.v.t.) | was gecenterd | was gecenterd | was gecenterd | waart gecenterd | was gecenterd | waren gecenterd | waren gecenterd | waren gecenterd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gecenterd zijn | zult gecenterd zijn | zult gecenterd zijn | zult gecenterd zijn | zal gecenterd zijn | zullen gecenterd zijn | zullen gecenterd zijn | zullen gecenterd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gecenterd zijn | zou gecenterd zijn | zou/zoudt gecenterd zijn | zoudt gecenterd zijn | zou gecenterd zijn | zouden gecenterd zijn | zouden gecenterd zijn | zouden gecenterd zijn |