vervoeging van de bedrijvende vorm van chargeren | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | chargeren | te chargeren | ||||||
toekomend | zullen chargeren | te zullen chargeren | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gechargeerd | te hebben gechargeerd | ||||||
toekomend | gechargeerd zullen hebben | gechargeerd te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
chargerend | gechargeerd | ev. chargeer |
mv. verouderd chargeert |
chargere | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||
tegenwoordig (o.t.t.) | chargeer | chargeert | chargeert | chargeert | chargeert | chargeren | chargeren | chargeren | |
verleden (o.v.t.) | chargeerde | chargeerde | chargeerde | chargeerde | chargeerde | chargeerden | chargeerden | chargeerden | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal chargeren | zult/zal chargeren | zult/zal chargeren | zult chargeren | zal chargeren | zullen chargeren | zullen chargeren | zullen chargeren | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou chargeren | zou chargeren | zou(dt) chargeren | zoudt chargeren | zou chargeren | zouden chargeren | zouden chargeren | zouden chargeren | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gechargeerd | hebt gechargeerd | hebt/heeft gechargeerd | hebt gechargeerd | heeft gechargeerd | hebben gechargeerd | hebben gechargeerd | hebben gechargeerd | |
verleden (v.v.t.) | had gechargeerd | had gechargeerd | had gechargeerd | hadt gechargeerd | had gechargeerd | hadden gechargeerd | hadden gechargeerd | hadden gechargeerd | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal gechargeerd hebben | zal/zult gechargeerd hebben | zult/zal gechargeerd hebben | zult gechargeerd hebben | zal gechargeerd hebben | zullen gechargeerd hebben | zullen gechargeerd hebben | zullen gechargeerd hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gechargeerd hebben | zou gechargeerd hebben | zou/zoudt gechargeerd hebben | zoudt gechargeerd hebben | zou gechargeerd hebben | zouden gechargeerd hebben | zouden gechargeerd hebben | zouden gechargeerd hebben | |
onpersoonlijke lijdende vorm gechargeerd worden | |||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||
tegenwoordig | er wordt gechargeerd | er is gechargeerd | |||||||
verleden | er werd gechargeerd | er was gechargeerd | |||||||
toekomend | er zal gechargeerd worden | er zal gechargeerd zijn | |||||||
voorwaardelijk | er zou gechargeerd worden | er zou gechargeerd zijn |