vervoeging van de bedrijvende vorm van civiliseren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | civiliseren | te civiliseren | ||||||||
toekomend | zullen civiliseren | te zullen civiliseren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben geciviliseerd | te hebben geciviliseerd | ||||||||
toekomend | geciviliseerd zullen hebben | geciviliseerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
civiliserend | geciviliseerd | ev. civiliseer |
mv. verouderd civiliseert |
civilisere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | civiliseer | civiliseert | civiliseert | civiliseert | civiliseert | civiliseren | civiliseren | civiliseren | |||
verleden (o.v.t.) | civiliseerde | civiliseerde | civiliseerde | civiliseerde | civiliseerde | civiliseerden | civiliseerden | civiliseerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal civiliseren | zult/zal civiliseren | zult/zal civiliseren | zult civiliseren | zal civiliseren | zullen civiliseren | zullen civiliseren | zullen civiliseren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou civiliseren | zou civiliseren | zou(dt) civiliseren | zoudt civiliseren | zou civiliseren | zouden civiliseren | zouden civiliseren | zouden civiliseren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb geciviliseerd | hebt geciviliseerd | hebt/heeft geciviliseerd | hebt geciviliseerd | heeft geciviliseerd | hebben geciviliseerd | hebben geciviliseerd | hebben geciviliseerd | |||
verleden (v.v.t.) | had geciviliseerd | had geciviliseerd | had geciviliseerd | hadt geciviliseerd | had geciviliseerd | hadden geciviliseerd | hadden geciviliseerd | hadden geciviliseerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geciviliseerd hebben | zal/zult geciviliseerd hebben | zult/zal geciviliseerd hebben | zult geciviliseerd hebben | zal geciviliseerd hebben | zullen geciviliseerd hebben | zullen geciviliseerd hebben | zullen geciviliseerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geciviliseerd hebben | zou geciviliseerd hebben | zou/zoudt geciviliseerd hebben | zoudt geciviliseerd hebben | zou geciviliseerd hebben | zouden geciviliseerd hebben | zouden geciviliseerd hebben | zouden geciviliseerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm geciviliseerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt geciviliseerd | er is geciviliseerd | |||||||||
verleden | er werd geciviliseerd | er was geciviliseerd | |||||||||
toekomend | er zal geciviliseerd worden | er zal geciviliseerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou geciviliseerd worden | er zou geciviliseerd zijn | |||||||||
lijdende vorm geciviliseerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | geciviliseerd worden | geciviliseerd te worden | ||||||||
toekomend | geciviliseerd zullen worden | geciviliseerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | geciviliseerd zijn | geciviliseerd te zijn | ||||||||
toekomend | geciviliseerd zullen zijn | geciviliseerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word geciviliseerd | wordt geciviliseerd | wordt geciviliseerd | wordt geciviliseerd | wordt geciviliseerd | worden geciviliseerd | worden geciviliseerd | worden geciviliseerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd geciviliseerd | werd geciviliseerd | werd geciviliseerd | werdt geciviliseerd | werd geciviliseerd | werden geciviliseerd | werden geciviliseerd | werden geciviliseerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal geciviliseerd worden | zult geciviliseerd worden | zult geciviliseerd worden | zult geciviliseerd worden | zal geciviliseerd worden | zullen geciviliseerd worden | zullen geciviliseerd worden | zullen geciviliseerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou geciviliseerd worden | zou geciviliseerd worden | zou/zoudt geciviliseerd worden | zoudt geciviliseerd worden | zou geciviliseerd worden | zouden geciviliseerd worden | zouden geciviliseerd worden | zouden geciviliseerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben geciviliseerd | bent geciviliseerd | bent/is geciviliseerd | zijt geciviliseerd | is geciviliseerd | zijn geciviliseerd | zijn geciviliseerd | zijn geciviliseerd | |||
verleden (v.v.t.) | was geciviliseerd | was geciviliseerd | was geciviliseerd | waart geciviliseerd | was geciviliseerd | waren geciviliseerd | waren geciviliseerd | waren geciviliseerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geciviliseerd zijn | zult geciviliseerd zijn | zult geciviliseerd zijn | zult geciviliseerd zijn | zal geciviliseerd zijn | zullen geciviliseerd zijn | zullen geciviliseerd zijn | zullen geciviliseerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geciviliseerd zijn | zou geciviliseerd zijn | zou/zoudt geciviliseerd zijn | zoudt geciviliseerd zijn | zou geciviliseerd zijn | zouden geciviliseerd zijn | zouden geciviliseerd zijn | zouden geciviliseerd zijn |