vervoeging van de bedrijvende vorm van coifferen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | coifferen | te coifferen | ||||||||
toekomend | zullen coifferen | te zullen coifferen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gecoiffeerd | te hebben gecoiffeerd | ||||||||
toekomend | gecoiffeerd zullen hebben | gecoiffeerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
coifferend | gecoiffeerd | ev. coiffeer |
mv. verouderd coiffeert |
coiffere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | coiffeer | coiffeert | coiffeert | coiffeert | coiffeert | coifferen | coifferen | coifferen | |||
verleden (o.v.t.) | coiffeerde | coiffeerde | coiffeerde | coiffeerde | coiffeerde | coiffeerden | coiffeerden | coiffeerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal coifferen | zult/zal coifferen | zult/zal coifferen | zult coifferen | zal coifferen | zullen coifferen | zullen coifferen | zullen coifferen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou coifferen | zou coifferen | zou(dt) coifferen | zoudt coifferen | zou coifferen | zouden coifferen | zouden coifferen | zouden coifferen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gecoiffeerd | hebt gecoiffeerd | hebt/heeft gecoiffeerd | hebt gecoiffeerd | heeft gecoiffeerd | hebben gecoiffeerd | hebben gecoiffeerd | hebben gecoiffeerd | |||
verleden (v.v.t.) | had gecoiffeerd | had gecoiffeerd | had gecoiffeerd | hadt gecoiffeerd | had gecoiffeerd | hadden gecoiffeerd | hadden gecoiffeerd | hadden gecoiffeerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gecoiffeerd hebben | zal/zult gecoiffeerd hebben | zult/zal gecoiffeerd hebben | zult gecoiffeerd hebben | zal gecoiffeerd hebben | zullen gecoiffeerd hebben | zullen gecoiffeerd hebben | zullen gecoiffeerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gecoiffeerd hebben | zou gecoiffeerd hebben | zou/zoudt gecoiffeerd hebben | zoudt gecoiffeerd hebben | zou gecoiffeerd hebben | zouden gecoiffeerd hebben | zouden gecoiffeerd hebben | zouden gecoiffeerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gecoiffeerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gecoiffeerd | er is gecoiffeerd | |||||||||
verleden | er werd gecoiffeerd | er was gecoiffeerd | |||||||||
toekomend | er zal gecoiffeerd worden | er zal gecoiffeerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gecoiffeerd worden | er zou gecoiffeerd zijn | |||||||||
lijdende vorm gecoiffeerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gecoiffeerd worden | gecoiffeerd te worden | ||||||||
toekomend | gecoiffeerd zullen worden | gecoiffeerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gecoiffeerd zijn | gecoiffeerd te zijn | ||||||||
toekomend | gecoiffeerd zullen zijn | gecoiffeerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gecoiffeerd | wordt gecoiffeerd | wordt gecoiffeerd | wordt gecoiffeerd | wordt gecoiffeerd | worden gecoiffeerd | worden gecoiffeerd | worden gecoiffeerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd gecoiffeerd | werd gecoiffeerd | werd gecoiffeerd | werdt gecoiffeerd | werd gecoiffeerd | werden gecoiffeerd | werden gecoiffeerd | werden gecoiffeerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gecoiffeerd worden | zult gecoiffeerd worden | zult gecoiffeerd worden | zult gecoiffeerd worden | zal gecoiffeerd worden | zullen gecoiffeerd worden | zullen gecoiffeerd worden | zullen gecoiffeerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gecoiffeerd worden | zou gecoiffeerd worden | zou/zoudt gecoiffeerd worden | zoudt gecoiffeerd worden | zou gecoiffeerd worden | zouden gecoiffeerd worden | zouden gecoiffeerd worden | zouden gecoiffeerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gecoiffeerd | bent gecoiffeerd | bent/is gecoiffeerd | zijt gecoiffeerd | is gecoiffeerd | zijn gecoiffeerd | zijn gecoiffeerd | zijn gecoiffeerd | |||
verleden (v.v.t.) | was gecoiffeerd | was gecoiffeerd | was gecoiffeerd | waart gecoiffeerd | was gecoiffeerd | waren gecoiffeerd | waren gecoiffeerd | waren gecoiffeerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gecoiffeerd zijn | zult gecoiffeerd zijn | zult gecoiffeerd zijn | zult gecoiffeerd zijn | zal gecoiffeerd zijn | zullen gecoiffeerd zijn | zullen gecoiffeerd zijn | zullen gecoiffeerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gecoiffeerd zijn | zou gecoiffeerd zijn | zou/zoudt gecoiffeerd zijn | zoudt gecoiffeerd zijn | zou gecoiffeerd zijn | zouden gecoiffeerd zijn | zouden gecoiffeerd zijn | zouden gecoiffeerd zijn |