vervoeging van de bedrijvende vorm van concretiseren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | concretiseren | te concretiseren | ||||||||
toekomend | zullen concretiseren | te zullen concretiseren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben geconcretiseerd | te hebben geconcretiseerd | ||||||||
toekomend | geconcretiseerd zullen hebben | geconcretiseerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
concretiserend | geconcretiseerd | ev. concretiseer |
mv. verouderd concretiseert |
concretisere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | concretiseer | concretiseert | concretiseert | concretiseert | concretiseert | concretiseren | concretiseren | concretiseren | |||
verleden (o.v.t.) | concretiseerde | concretiseerde | concretiseerde | concretiseerde | concretiseerde | concretiseerden | concretiseerden | concretiseerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal concretiseren | zult/zal concretiseren | zult/zal concretiseren | zult concretiseren | zal concretiseren | zullen concretiseren | zullen concretiseren | zullen concretiseren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou concretiseren | zou concretiseren | zou(dt) concretiseren | zoudt concretiseren | zou concretiseren | zouden concretiseren | zouden concretiseren | zouden concretiseren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb geconcretiseerd | hebt geconcretiseerd | hebt/heeft geconcretiseerd | hebt geconcretiseerd | heeft geconcretiseerd | hebben geconcretiseerd | hebben geconcretiseerd | hebben geconcretiseerd | |||
verleden (v.v.t.) | had geconcretiseerd | had geconcretiseerd | had geconcretiseerd | hadt geconcretiseerd | had geconcretiseerd | hadden geconcretiseerd | hadden geconcretiseerd | hadden geconcretiseerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geconcretiseerd hebben | zal/zult geconcretiseerd hebben | zult/zal geconcretiseerd hebben | zult geconcretiseerd hebben | zal geconcretiseerd hebben | zullen geconcretiseerd hebben | zullen geconcretiseerd hebben | zullen geconcretiseerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geconcretiseerd hebben | zou geconcretiseerd hebben | zou/zoudt geconcretiseerd hebben | zoudt geconcretiseerd hebben | zou geconcretiseerd hebben | zouden geconcretiseerd hebben | zouden geconcretiseerd hebben | zouden geconcretiseerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm geconcretiseerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt geconcretiseerd | er is geconcretiseerd | |||||||||
verleden | er werd geconcretiseerd | er was geconcretiseerd | |||||||||
toekomend | er zal geconcretiseerd worden | er zal geconcretiseerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou geconcretiseerd worden | er zou geconcretiseerd zijn | |||||||||
lijdende vorm geconcretiseerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | geconcretiseerd worden | geconcretiseerd te worden | ||||||||
toekomend | geconcretiseerd zullen worden | geconcretiseerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | geconcretiseerd zijn | geconcretiseerd te zijn | ||||||||
toekomend | geconcretiseerd zullen zijn | geconcretiseerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word geconcretiseerd | wordt geconcretiseerd | wordt geconcretiseerd | wordt geconcretiseerd | wordt geconcretiseerd | worden geconcretiseerd | worden geconcretiseerd | worden geconcretiseerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd geconcretiseerd | werd geconcretiseerd | werd geconcretiseerd | werdt geconcretiseerd | werd geconcretiseerd | werden geconcretiseerd | werden geconcretiseerd | werden geconcretiseerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal geconcretiseerd worden | zult geconcretiseerd worden | zult geconcretiseerd worden | zult geconcretiseerd worden | zal geconcretiseerd worden | zullen geconcretiseerd worden | zullen geconcretiseerd worden | zullen geconcretiseerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou geconcretiseerd worden | zou geconcretiseerd worden | zou/zoudt geconcretiseerd worden | zoudt geconcretiseerd worden | zou geconcretiseerd worden | zouden geconcretiseerd worden | zouden geconcretiseerd worden | zouden geconcretiseerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben geconcretiseerd | bent geconcretiseerd | bent/is geconcretiseerd | zijt geconcretiseerd | is geconcretiseerd | zijn geconcretiseerd | zijn geconcretiseerd | zijn geconcretiseerd | |||
verleden (v.v.t.) | was geconcretiseerd | was geconcretiseerd | was geconcretiseerd | waart geconcretiseerd | was geconcretiseerd | waren geconcretiseerd | waren geconcretiseerd | waren geconcretiseerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geconcretiseerd zijn | zult geconcretiseerd zijn | zult geconcretiseerd zijn | zult geconcretiseerd zijn | zal geconcretiseerd zijn | zullen geconcretiseerd zijn | zullen geconcretiseerd zijn | zullen geconcretiseerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geconcretiseerd zijn | zou geconcretiseerd zijn | zou/zoudt geconcretiseerd zijn | zoudt geconcretiseerd zijn | zou geconcretiseerd zijn | zouden geconcretiseerd zijn | zouden geconcretiseerd zijn | zouden geconcretiseerd zijn |