vervoeging van de bedrijvende vorm van condoleren | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | condoleren | te condoleren | ||||||
toekomend | zullen condoleren | te zullen condoleren | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gecondoleerd | te hebben gecondoleerd | ||||||
toekomend | gecondoleerd zullen hebben | gecondoleerd te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
condolerend | gecondoleerd | ev. condoleer |
mv. verouderd condoleert |
condolere | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||
tegenwoordig (o.t.t.) | condoleer | condoleert | condoleert | condoleert | condoleert | condoleren | condoleren | condoleren | |
verleden (o.v.t.) | condoleerde | condoleerde | condoleerde | condoleerde | condoleerde | condoleerden | condoleerden | condoleerden | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal condoleren | zult/zal condoleren | zult/zal condoleren | zult condoleren | zal condoleren | zullen condoleren | zullen condoleren | zullen condoleren | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou condoleren | zou condoleren | zou(dt) condoleren | zoudt condoleren | zou condoleren | zouden condoleren | zouden condoleren | zouden condoleren | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gecondoleerd | hebt gecondoleerd | hebt/heeft gecondoleerd | hebt gecondoleerd | heeft gecondoleerd | hebben gecondoleerd | hebben gecondoleerd | hebben gecondoleerd | |
verleden (v.v.t.) | had gecondoleerd | had gecondoleerd | had gecondoleerd | hadt gecondoleerd | had gecondoleerd | hadden gecondoleerd | hadden gecondoleerd | hadden gecondoleerd | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal gecondoleerd hebben | zal/zult gecondoleerd hebben | zult/zal gecondoleerd hebben | zult gecondoleerd hebben | zal gecondoleerd hebben | zullen gecondoleerd hebben | zullen gecondoleerd hebben | zullen gecondoleerd hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gecondoleerd hebben | zou gecondoleerd hebben | zou/zoudt gecondoleerd hebben | zoudt gecondoleerd hebben | zou gecondoleerd hebben | zouden gecondoleerd hebben | zouden gecondoleerd hebben | zouden gecondoleerd hebben | |
onpersoonlijke lijdende vorm gecondoleerd worden | |||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||
tegenwoordig | er wordt gecondoleerd | er is gecondoleerd | |||||||
verleden | er werd gecondoleerd | er was gecondoleerd | |||||||
toekomend | er zal gecondoleerd worden | er zal gecondoleerd zijn | |||||||
voorwaardelijk | er zou gecondoleerd worden | er zou gecondoleerd zijn |