vervoeging van de bedrijvende vorm van consacreren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | consacreren | te consacreren | ||||||||
toekomend | zullen consacreren | te zullen consacreren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben geconsacreerd | te hebben geconsacreerd | ||||||||
toekomend | geconsacreerd zullen hebben | geconsacreerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
consacrerend | geconsacreerd | ev. consacreer |
mv. verouderd consacreert |
consacrere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | consacreer | consacreert | consacreert | consacreert | consacreert | consacreren | consacreren | consacreren | |||
verleden (o.v.t.) | consacreerde | consacreerde | consacreerde | consacreerde | consacreerde | consacreerden | consacreerden | consacreerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal consacreren | zult/zal consacreren | zult/zal consacreren | zult consacreren | zal consacreren | zullen consacreren | zullen consacreren | zullen consacreren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou consacreren | zou consacreren | zou(dt) consacreren | zoudt consacreren | zou consacreren | zouden consacreren | zouden consacreren | zouden consacreren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb geconsacreerd | hebt geconsacreerd | hebt/heeft geconsacreerd | hebt geconsacreerd | heeft geconsacreerd | hebben geconsacreerd | hebben geconsacreerd | hebben geconsacreerd | |||
verleden (v.v.t.) | had geconsacreerd | had geconsacreerd | had geconsacreerd | hadt geconsacreerd | had geconsacreerd | hadden geconsacreerd | hadden geconsacreerd | hadden geconsacreerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geconsacreerd hebben | zal/zult geconsacreerd hebben | zult/zal geconsacreerd hebben | zult geconsacreerd hebben | zal geconsacreerd hebben | zullen geconsacreerd hebben | zullen geconsacreerd hebben | zullen geconsacreerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geconsacreerd hebben | zou geconsacreerd hebben | zou/zoudt geconsacreerd hebben | zoudt geconsacreerd hebben | zou geconsacreerd hebben | zouden geconsacreerd hebben | zouden geconsacreerd hebben | zouden geconsacreerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm geconsacreerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt geconsacreerd | er is geconsacreerd | |||||||||
verleden | er werd geconsacreerd | er was geconsacreerd | |||||||||
toekomend | er zal geconsacreerd worden | er zal geconsacreerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou geconsacreerd worden | er zou geconsacreerd zijn | |||||||||
lijdende vorm geconsacreerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | geconsacreerd worden | geconsacreerd te worden | ||||||||
toekomend | geconsacreerd zullen worden | geconsacreerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | geconsacreerd zijn | geconsacreerd te zijn | ||||||||
toekomend | geconsacreerd zullen zijn | geconsacreerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word geconsacreerd | wordt geconsacreerd | wordt geconsacreerd | wordt geconsacreerd | wordt geconsacreerd | worden geconsacreerd | worden geconsacreerd | worden geconsacreerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd geconsacreerd | werd geconsacreerd | werd geconsacreerd | werdt geconsacreerd | werd geconsacreerd | werden geconsacreerd | werden geconsacreerd | werden geconsacreerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal geconsacreerd worden | zult geconsacreerd worden | zult geconsacreerd worden | zult geconsacreerd worden | zal geconsacreerd worden | zullen geconsacreerd worden | zullen geconsacreerd worden | zullen geconsacreerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou geconsacreerd worden | zou geconsacreerd worden | zou/zoudt geconsacreerd worden | zoudt geconsacreerd worden | zou geconsacreerd worden | zouden geconsacreerd worden | zouden geconsacreerd worden | zouden geconsacreerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben geconsacreerd | bent geconsacreerd | bent/is geconsacreerd | zijt geconsacreerd | is geconsacreerd | zijn geconsacreerd | zijn geconsacreerd | zijn geconsacreerd | |||
verleden (v.v.t.) | was geconsacreerd | was geconsacreerd | was geconsacreerd | waart geconsacreerd | was geconsacreerd | waren geconsacreerd | waren geconsacreerd | waren geconsacreerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geconsacreerd zijn | zult geconsacreerd zijn | zult geconsacreerd zijn | zult geconsacreerd zijn | zal geconsacreerd zijn | zullen geconsacreerd zijn | zullen geconsacreerd zijn | zullen geconsacreerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geconsacreerd zijn | zou geconsacreerd zijn | zou/zoudt geconsacreerd zijn | zoudt geconsacreerd zijn | zou geconsacreerd zijn | zouden geconsacreerd zijn | zouden geconsacreerd zijn | zouden geconsacreerd zijn |