vervoeging van de bedrijvende vorm van couverteren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | couverteren | te couverteren | ||||||||
toekomend | zullen couverteren | te zullen couverteren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gecouverteerd | te hebben gecouverteerd | ||||||||
toekomend | gecouverteerd zullen hebben | gecouverteerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
couverterend | gecouverteerd | ev. couverteer |
mv. verouderd couverteert |
couvertere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | couverteer | couverteert | couverteert | couverteert | couverteert | couverteren | couverteren | couverteren | |||
verleden (o.v.t.) | couverteerde | couverteerde | couverteerde | couverteerde | couverteerde | couverteerden | couverteerden | couverteerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal couverteren | zult/zal couverteren | zult/zal couverteren | zult couverteren | zal couverteren | zullen couverteren | zullen couverteren | zullen couverteren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou couverteren | zou couverteren | zou(dt) couverteren | zoudt couverteren | zou couverteren | zouden couverteren | zouden couverteren | zouden couverteren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gecouverteerd | hebt gecouverteerd | hebt/heeft gecouverteerd | hebt gecouverteerd | heeft gecouverteerd | hebben gecouverteerd | hebben gecouverteerd | hebben gecouverteerd | |||
verleden (v.v.t.) | had gecouverteerd | had gecouverteerd | had gecouverteerd | hadt gecouverteerd | had gecouverteerd | hadden gecouverteerd | hadden gecouverteerd | hadden gecouverteerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gecouverteerd hebben | zal/zult gecouverteerd hebben | zult/zal gecouverteerd hebben | zult gecouverteerd hebben | zal gecouverteerd hebben | zullen gecouverteerd hebben | zullen gecouverteerd hebben | zullen gecouverteerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gecouverteerd hebben | zou gecouverteerd hebben | zou/zoudt gecouverteerd hebben | zoudt gecouverteerd hebben | zou gecouverteerd hebben | zouden gecouverteerd hebben | zouden gecouverteerd hebben | zouden gecouverteerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gecouverteerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gecouverteerd | er is gecouverteerd | |||||||||
verleden | er werd gecouverteerd | er was gecouverteerd | |||||||||
toekomend | er zal gecouverteerd worden | er zal gecouverteerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gecouverteerd worden | er zou gecouverteerd zijn | |||||||||
lijdende vorm gecouverteerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gecouverteerd worden | gecouverteerd te worden | ||||||||
toekomend | gecouverteerd zullen worden | gecouverteerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gecouverteerd zijn | gecouverteerd te zijn | ||||||||
toekomend | gecouverteerd zullen zijn | gecouverteerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gecouverteerd | wordt gecouverteerd | wordt gecouverteerd | wordt gecouverteerd | wordt gecouverteerd | worden gecouverteerd | worden gecouverteerd | worden gecouverteerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd gecouverteerd | werd gecouverteerd | werd gecouverteerd | werdt gecouverteerd | werd gecouverteerd | werden gecouverteerd | werden gecouverteerd | werden gecouverteerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gecouverteerd worden | zult gecouverteerd worden | zult gecouverteerd worden | zult gecouverteerd worden | zal gecouverteerd worden | zullen gecouverteerd worden | zullen gecouverteerd worden | zullen gecouverteerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gecouverteerd worden | zou gecouverteerd worden | zou/zoudt gecouverteerd worden | zoudt gecouverteerd worden | zou gecouverteerd worden | zouden gecouverteerd worden | zouden gecouverteerd worden | zouden gecouverteerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gecouverteerd | bent gecouverteerd | bent/is gecouverteerd | zijt gecouverteerd | is gecouverteerd | zijn gecouverteerd | zijn gecouverteerd | zijn gecouverteerd | |||
verleden (v.v.t.) | was gecouverteerd | was gecouverteerd | was gecouverteerd | waart gecouverteerd | was gecouverteerd | waren gecouverteerd | waren gecouverteerd | waren gecouverteerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gecouverteerd zijn | zult gecouverteerd zijn | zult gecouverteerd zijn | zult gecouverteerd zijn | zal gecouverteerd zijn | zullen gecouverteerd zijn | zullen gecouverteerd zijn | zullen gecouverteerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gecouverteerd zijn | zou gecouverteerd zijn | zou/zoudt gecouverteerd zijn | zoudt gecouverteerd zijn | zou gecouverteerd zijn | zouden gecouverteerd zijn | zouden gecouverteerd zijn | zouden gecouverteerd zijn |