vervoeging van de bedrijvende vorm van de-installeren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | de-installeren | te de-installeren | ||||||||
toekomend | zullen de-installeren | te zullen de-installeren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gede-installeerd | te hebben gede-installeerd | ||||||||
toekomend | gede-installeerd zullen hebben | gede-installeerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
de-installerend | gede-installeerd | ev. de-installeer |
mv. verouderd de-installeert |
de-installere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | de-installeer | de-installeert | de-installeert | de-installeert | de-installeert | de-installeren | de-installeren | de-installeren | |||
verleden (o.v.t.) | de-installeerde | de-installeerde | de-installeerde | de-installeerde | de-installeerde | de-installeerden | de-installeerden | de-installeerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal de-installeren | zult/zal de-installeren | zult/zal de-installeren | zult de-installeren | zal de-installeren | zullen de-installeren | zullen de-installeren | zullen de-installeren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou de-installeren | zou de-installeren | zou(dt) de-installeren | zoudt de-installeren | zou de-installeren | zouden de-installeren | zouden de-installeren | zouden de-installeren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gede-installeerd | hebt gede-installeerd | hebt/heeft gede-installeerd | hebt gede-installeerd | heeft gede-installeerd | hebben gede-installeerd | hebben gede-installeerd | hebben gede-installeerd | |||
verleden (v.v.t.) | had gede-installeerd | had gede-installeerd | had gede-installeerd | hadt gede-installeerd | had gede-installeerd | hadden gede-installeerd | hadden gede-installeerd | hadden gede-installeerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gede-installeerd hebben | zal/zult gede-installeerd hebben | zult/zal gede-installeerd hebben | zult gede-installeerd hebben | zal gede-installeerd hebben | zullen gede-installeerd hebben | zullen gede-installeerd hebben | zullen gede-installeerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gede-installeerd hebben | zou gede-installeerd hebben | zou/zoudt gede-installeerd hebben | zoudt gede-installeerd hebben | zou gede-installeerd hebben | zouden gede-installeerd hebben | zouden gede-installeerd hebben | zouden gede-installeerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gede-installeerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gede-installeerd | er is gede-installeerd | |||||||||
verleden | er werd gede-installeerd | er was gede-installeerd | |||||||||
toekomend | er zal gede-installeerd worden | er zal gede-installeerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gede-installeerd worden | er zou gede-installeerd zijn | |||||||||
lijdende vorm gede-installeerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gede-installeerd worden | gede-installeerd te worden | ||||||||
toekomend | gede-installeerd zullen worden | gede-installeerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gede-installeerd zijn | gede-installeerd te zijn | ||||||||
toekomend | gede-installeerd zullen zijn | gede-installeerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gede-installeerd | wordt gede-installeerd | wordt gede-installeerd | wordt gede-installeerd | wordt gede-installeerd | worden gede-installeerd | worden gede-installeerd | worden gede-installeerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd gede-installeerd | werd gede-installeerd | werd gede-installeerd | werdt gede-installeerd | werd gede-installeerd | werden gede-installeerd | werden gede-installeerd | werden gede-installeerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gede-installeerd worden | zult gede-installeerd worden | zult gede-installeerd worden | zult gede-installeerd worden | zal gede-installeerd worden | zullen gede-installeerd worden | zullen gede-installeerd worden | zullen gede-installeerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gede-installeerd worden | zou gede-installeerd worden | zou/zoudt gede-installeerd worden | zoudt gede-installeerd worden | zou gede-installeerd worden | zouden gede-installeerd worden | zouden gede-installeerd worden | zouden gede-installeerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gede-installeerd | bent gede-installeerd | bent/is gede-installeerd | zijt gede-installeerd | is gede-installeerd | zijn gede-installeerd | zijn gede-installeerd | zijn gede-installeerd | |||
verleden (v.v.t.) | was gede-installeerd | was gede-installeerd | was gede-installeerd | waart gede-installeerd | was gede-installeerd | waren gede-installeerd | waren gede-installeerd | waren gede-installeerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gede-installeerd zijn | zult gede-installeerd zijn | zult gede-installeerd zijn | zult gede-installeerd zijn | zal gede-installeerd zijn | zullen gede-installeerd zijn | zullen gede-installeerd zijn | zullen gede-installeerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gede-installeerd zijn | zou gede-installeerd zijn | zou/zoudt gede-installeerd zijn | zoudt gede-installeerd zijn | zou gede-installeerd zijn | zouden gede-installeerd zijn | zouden gede-installeerd zijn | zouden gede-installeerd zijn |