vervoeging van de bedrijvende vorm van decanteren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | decanteren | te decanteren | ||||||||
toekomend | zullen decanteren | te zullen decanteren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gedecanteerd | te hebben gedecanteerd | ||||||||
toekomend | gedecanteerd zullen hebben | gedecanteerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
decanterend | gedecanteerd | ev. decanteer |
mv. verouderd decanteert |
decantere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | decanteer | decanteert | decanteert | decanteert | decanteert | decanteren | decanteren | decanteren | |||
verleden (o.v.t.) | decanteerde | decanteerde | decanteerde | decanteerde | decanteerde | decanteerden | decanteerden | decanteerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal decanteren | zult/zal decanteren | zult/zal decanteren | zult decanteren | zal decanteren | zullen decanteren | zullen decanteren | zullen decanteren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou decanteren | zou decanteren | zou(dt) decanteren | zoudt decanteren | zou decanteren | zouden decanteren | zouden decanteren | zouden decanteren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gedecanteerd | hebt gedecanteerd | hebt/heeft gedecanteerd | hebt gedecanteerd | heeft gedecanteerd | hebben gedecanteerd | hebben gedecanteerd | hebben gedecanteerd | |||
verleden (v.v.t.) | had gedecanteerd | had gedecanteerd | had gedecanteerd | hadt gedecanteerd | had gedecanteerd | hadden gedecanteerd | hadden gedecanteerd | hadden gedecanteerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gedecanteerd hebben | zal/zult gedecanteerd hebben | zult/zal gedecanteerd hebben | zult gedecanteerd hebben | zal gedecanteerd hebben | zullen gedecanteerd hebben | zullen gedecanteerd hebben | zullen gedecanteerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gedecanteerd hebben | zou gedecanteerd hebben | zou/zoudt gedecanteerd hebben | zoudt gedecanteerd hebben | zou gedecanteerd hebben | zouden gedecanteerd hebben | zouden gedecanteerd hebben | zouden gedecanteerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gedecanteerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gedecanteerd | er is gedecanteerd | |||||||||
verleden | er werd gedecanteerd | er was gedecanteerd | |||||||||
toekomend | er zal gedecanteerd worden | er zal gedecanteerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gedecanteerd worden | er zou gedecanteerd zijn | |||||||||
lijdende vorm gedecanteerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gedecanteerd worden | gedecanteerd te worden | ||||||||
toekomend | gedecanteerd zullen worden | gedecanteerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gedecanteerd zijn | gedecanteerd te zijn | ||||||||
toekomend | gedecanteerd zullen zijn | gedecanteerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gedecanteerd | wordt gedecanteerd | wordt gedecanteerd | wordt gedecanteerd | wordt gedecanteerd | worden gedecanteerd | worden gedecanteerd | worden gedecanteerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd gedecanteerd | werd gedecanteerd | werd gedecanteerd | werdt gedecanteerd | werd gedecanteerd | werden gedecanteerd | werden gedecanteerd | werden gedecanteerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gedecanteerd worden | zult gedecanteerd worden | zult gedecanteerd worden | zult gedecanteerd worden | zal gedecanteerd worden | zullen gedecanteerd worden | zullen gedecanteerd worden | zullen gedecanteerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gedecanteerd worden | zou gedecanteerd worden | zou/zoudt gedecanteerd worden | zoudt gedecanteerd worden | zou gedecanteerd worden | zouden gedecanteerd worden | zouden gedecanteerd worden | zouden gedecanteerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gedecanteerd | bent gedecanteerd | bent/is gedecanteerd | zijt gedecanteerd | is gedecanteerd | zijn gedecanteerd | zijn gedecanteerd | zijn gedecanteerd | |||
verleden (v.v.t.) | was gedecanteerd | was gedecanteerd | was gedecanteerd | waart gedecanteerd | was gedecanteerd | waren gedecanteerd | waren gedecanteerd | waren gedecanteerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gedecanteerd zijn | zult gedecanteerd zijn | zult gedecanteerd zijn | zult gedecanteerd zijn | zal gedecanteerd zijn | zullen gedecanteerd zijn | zullen gedecanteerd zijn | zullen gedecanteerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gedecanteerd zijn | zou gedecanteerd zijn | zou/zoudt gedecanteerd zijn | zoudt gedecanteerd zijn | zou gedecanteerd zijn | zouden gedecanteerd zijn | zouden gedecanteerd zijn | zouden gedecanteerd zijn |