vervoeging van de bedrijvende vorm van decouperen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | decouperen | te decouperen | ||||||||
toekomend | zullen decouperen | te zullen decouperen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gedecoupeerd | te hebben gedecoupeerd | ||||||||
toekomend | gedecoupeerd zullen hebben | gedecoupeerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
decouperend | gedecoupeerd | ev. decoupeer |
mv. verouderd decoupeert |
decoupere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | decoupeer | decoupeert | decoupeert | decoupeert | decoupeert | decouperen | decouperen | decouperen | |||
verleden (o.v.t.) | decoupeerde | decoupeerde | decoupeerde | decoupeerde | decoupeerde | decoupeerden | decoupeerden | decoupeerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal decouperen | zult/zal decouperen | zult/zal decouperen | zult decouperen | zal decouperen | zullen decouperen | zullen decouperen | zullen decouperen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou decouperen | zou decouperen | zou(dt) decouperen | zoudt decouperen | zou decouperen | zouden decouperen | zouden decouperen | zouden decouperen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gedecoupeerd | hebt gedecoupeerd | hebt/heeft gedecoupeerd | hebt gedecoupeerd | heeft gedecoupeerd | hebben gedecoupeerd | hebben gedecoupeerd | hebben gedecoupeerd | |||
verleden (v.v.t.) | had gedecoupeerd | had gedecoupeerd | had gedecoupeerd | hadt gedecoupeerd | had gedecoupeerd | hadden gedecoupeerd | hadden gedecoupeerd | hadden gedecoupeerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gedecoupeerd hebben | zal/zult gedecoupeerd hebben | zult/zal gedecoupeerd hebben | zult gedecoupeerd hebben | zal gedecoupeerd hebben | zullen gedecoupeerd hebben | zullen gedecoupeerd hebben | zullen gedecoupeerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gedecoupeerd hebben | zou gedecoupeerd hebben | zou/zoudt gedecoupeerd hebben | zoudt gedecoupeerd hebben | zou gedecoupeerd hebben | zouden gedecoupeerd hebben | zouden gedecoupeerd hebben | zouden gedecoupeerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gedecoupeerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gedecoupeerd | er is gedecoupeerd | |||||||||
verleden | er werd gedecoupeerd | er was gedecoupeerd | |||||||||
toekomend | er zal gedecoupeerd worden | er zal gedecoupeerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gedecoupeerd worden | er zou gedecoupeerd zijn | |||||||||
lijdende vorm gedecoupeerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gedecoupeerd worden | gedecoupeerd te worden | ||||||||
toekomend | gedecoupeerd zullen worden | gedecoupeerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gedecoupeerd zijn | gedecoupeerd te zijn | ||||||||
toekomend | gedecoupeerd zullen zijn | gedecoupeerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gedecoupeerd | wordt gedecoupeerd | wordt gedecoupeerd | wordt gedecoupeerd | wordt gedecoupeerd | worden gedecoupeerd | worden gedecoupeerd | worden gedecoupeerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd gedecoupeerd | werd gedecoupeerd | werd gedecoupeerd | werdt gedecoupeerd | werd gedecoupeerd | werden gedecoupeerd | werden gedecoupeerd | werden gedecoupeerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gedecoupeerd worden | zult gedecoupeerd worden | zult gedecoupeerd worden | zult gedecoupeerd worden | zal gedecoupeerd worden | zullen gedecoupeerd worden | zullen gedecoupeerd worden | zullen gedecoupeerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gedecoupeerd worden | zou gedecoupeerd worden | zou/zoudt gedecoupeerd worden | zoudt gedecoupeerd worden | zou gedecoupeerd worden | zouden gedecoupeerd worden | zouden gedecoupeerd worden | zouden gedecoupeerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gedecoupeerd | bent gedecoupeerd | bent/is gedecoupeerd | zijt gedecoupeerd | is gedecoupeerd | zijn gedecoupeerd | zijn gedecoupeerd | zijn gedecoupeerd | |||
verleden (v.v.t.) | was gedecoupeerd | was gedecoupeerd | was gedecoupeerd | waart gedecoupeerd | was gedecoupeerd | waren gedecoupeerd | waren gedecoupeerd | waren gedecoupeerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gedecoupeerd zijn | zult gedecoupeerd zijn | zult gedecoupeerd zijn | zult gedecoupeerd zijn | zal gedecoupeerd zijn | zullen gedecoupeerd zijn | zullen gedecoupeerd zijn | zullen gedecoupeerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gedecoupeerd zijn | zou gedecoupeerd zijn | zou/zoudt gedecoupeerd zijn | zoudt gedecoupeerd zijn | zou gedecoupeerd zijn | zouden gedecoupeerd zijn | zouden gedecoupeerd zijn | zouden gedecoupeerd zijn |