vervoeging van de bedrijvende vorm van delegitimeren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | delegitimeren | te delegitimeren | ||||||||
toekomend | zullen delegitimeren | te zullen delegitimeren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gedelegitimeerd | te hebben gedelegitimeerd | ||||||||
toekomend | gedelegitimeerd zullen hebben | gedelegitimeerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
delegitimerend | gedelegitimeerd | ev. delegitimeer |
mv. verouderd delegitimeert |
delegitimere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | delegitimeer | delegitimeert | delegitimeert | delegitimeert | delegitimeert | delegitimeren | delegitimeren | delegitimeren | |||
verleden (o.v.t.) | delegitimeerde | delegitimeerde | delegitimeerde | delegitimeerde | delegitimeerde | delegitimeerden | delegitimeerden | delegitimeerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal delegitimeren | zult/zal delegitimeren | zult/zal delegitimeren | zult delegitimeren | zal delegitimeren | zullen delegitimeren | zullen delegitimeren | zullen delegitimeren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou delegitimeren | zou delegitimeren | zou(dt) delegitimeren | zoudt delegitimeren | zou delegitimeren | zouden delegitimeren | zouden delegitimeren | zouden delegitimeren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gedelegitimeerd | hebt gedelegitimeerd | hebt/heeft gedelegitimeerd | hebt gedelegitimeerd | heeft gedelegitimeerd | hebben gedelegitimeerd | hebben gedelegitimeerd | hebben gedelegitimeerd | |||
verleden (v.v.t.) | had gedelegitimeerd | had gedelegitimeerd | had gedelegitimeerd | hadt gedelegitimeerd | had gedelegitimeerd | hadden gedelegitimeerd | hadden gedelegitimeerd | hadden gedelegitimeerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gedelegitimeerd hebben | zal/zult gedelegitimeerd hebben | zult/zal gedelegitimeerd hebben | zult gedelegitimeerd hebben | zal gedelegitimeerd hebben | zullen gedelegitimeerd hebben | zullen gedelegitimeerd hebben | zullen gedelegitimeerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gedelegitimeerd hebben | zou gedelegitimeerd hebben | zou/zoudt gedelegitimeerd hebben | zoudt gedelegitimeerd hebben | zou gedelegitimeerd hebben | zouden gedelegitimeerd hebben | zouden gedelegitimeerd hebben | zouden gedelegitimeerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gedelegitimeerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gedelegitimeerd | er is gedelegitimeerd | |||||||||
verleden | er werd gedelegitimeerd | er was gedelegitimeerd | |||||||||
toekomend | er zal gedelegitimeerd worden | er zal gedelegitimeerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gedelegitimeerd worden | er zou gedelegitimeerd zijn | |||||||||
lijdende vorm gedelegitimeerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gedelegitimeerd worden | gedelegitimeerd te worden | ||||||||
toekomend | gedelegitimeerd zullen worden | gedelegitimeerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gedelegitimeerd zijn | gedelegitimeerd te zijn | ||||||||
toekomend | gedelegitimeerd zullen zijn | gedelegitimeerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gedelegitimeerd | wordt gedelegitimeerd | wordt gedelegitimeerd | wordt gedelegitimeerd | wordt gedelegitimeerd | worden gedelegitimeerd | worden gedelegitimeerd | worden gedelegitimeerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd gedelegitimeerd | werd gedelegitimeerd | werd gedelegitimeerd | werdt gedelegitimeerd | werd gedelegitimeerd | werden gedelegitimeerd | werden gedelegitimeerd | werden gedelegitimeerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gedelegitimeerd worden | zult gedelegitimeerd worden | zult gedelegitimeerd worden | zult gedelegitimeerd worden | zal gedelegitimeerd worden | zullen gedelegitimeerd worden | zullen gedelegitimeerd worden | zullen gedelegitimeerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gedelegitimeerd worden | zou gedelegitimeerd worden | zou/zoudt gedelegitimeerd worden | zoudt gedelegitimeerd worden | zou gedelegitimeerd worden | zouden gedelegitimeerd worden | zouden gedelegitimeerd worden | zouden gedelegitimeerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gedelegitimeerd | bent gedelegitimeerd | bent/is gedelegitimeerd | zijt gedelegitimeerd | is gedelegitimeerd | zijn gedelegitimeerd | zijn gedelegitimeerd | zijn gedelegitimeerd | |||
verleden (v.v.t.) | was gedelegitimeerd | was gedelegitimeerd | was gedelegitimeerd | waart gedelegitimeerd | was gedelegitimeerd | waren gedelegitimeerd | waren gedelegitimeerd | waren gedelegitimeerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gedelegitimeerd zijn | zult gedelegitimeerd zijn | zult gedelegitimeerd zijn | zult gedelegitimeerd zijn | zal gedelegitimeerd zijn | zullen gedelegitimeerd zijn | zullen gedelegitimeerd zijn | zullen gedelegitimeerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gedelegitimeerd zijn | zou gedelegitimeerd zijn | zou/zoudt gedelegitimeerd zijn | zoudt gedelegitimeerd zijn | zou gedelegitimeerd zijn | zouden gedelegitimeerd zijn | zouden gedelegitimeerd zijn | zouden gedelegitimeerd zijn |