vervoeging van de bedrijvende vorm van demobiliseren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | demobiliseren | te demobiliseren | ||||||||
toekomend | zullen demobiliseren | te zullen demobiliseren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gedemobiliseerd | te hebben gedemobiliseerd | ||||||||
toekomend | gedemobiliseerd zullen hebben | gedemobiliseerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
demobiliserend | gedemobiliseerd | ev. demobiliseer |
mv. verouderd demobiliseert |
demobilisere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | demobiliseer | demobiliseert | demobiliseert | demobiliseert | demobiliseert | demobiliseren | demobiliseren | demobiliseren | |||
verleden (o.v.t.) | demobiliseerde | demobiliseerde | demobiliseerde | demobiliseerde | demobiliseerde | demobiliseerden | demobiliseerden | demobiliseerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal demobiliseren | zult/zal demobiliseren | zult/zal demobiliseren | zult demobiliseren | zal demobiliseren | zullen demobiliseren | zullen demobiliseren | zullen demobiliseren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou demobiliseren | zou demobiliseren | zou(dt) demobiliseren | zoudt demobiliseren | zou demobiliseren | zouden demobiliseren | zouden demobiliseren | zouden demobiliseren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gedemobiliseerd | hebt gedemobiliseerd | hebt/heeft gedemobiliseerd | hebt gedemobiliseerd | heeft gedemobiliseerd | hebben gedemobiliseerd | hebben gedemobiliseerd | hebben gedemobiliseerd | |||
verleden (v.v.t.) | had gedemobiliseerd | had gedemobiliseerd | had gedemobiliseerd | hadt gedemobiliseerd | had gedemobiliseerd | hadden gedemobiliseerd | hadden gedemobiliseerd | hadden gedemobiliseerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gedemobiliseerd hebben | zal/zult gedemobiliseerd hebben | zult/zal gedemobiliseerd hebben | zult gedemobiliseerd hebben | zal gedemobiliseerd hebben | zullen gedemobiliseerd hebben | zullen gedemobiliseerd hebben | zullen gedemobiliseerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gedemobiliseerd hebben | zou gedemobiliseerd hebben | zou/zoudt gedemobiliseerd hebben | zoudt gedemobiliseerd hebben | zou gedemobiliseerd hebben | zouden gedemobiliseerd hebben | zouden gedemobiliseerd hebben | zouden gedemobiliseerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gedemobiliseerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gedemobiliseerd | er is gedemobiliseerd | |||||||||
verleden | er werd gedemobiliseerd | er was gedemobiliseerd | |||||||||
toekomend | er zal gedemobiliseerd worden | er zal gedemobiliseerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gedemobiliseerd worden | er zou gedemobiliseerd zijn | |||||||||
lijdende vorm gedemobiliseerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gedemobiliseerd worden | gedemobiliseerd te worden | ||||||||
toekomend | gedemobiliseerd zullen worden | gedemobiliseerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gedemobiliseerd zijn | gedemobiliseerd te zijn | ||||||||
toekomend | gedemobiliseerd zullen zijn | gedemobiliseerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gedemobiliseerd | wordt gedemobiliseerd | wordt gedemobiliseerd | wordt gedemobiliseerd | wordt gedemobiliseerd | worden gedemobiliseerd | worden gedemobiliseerd | worden gedemobiliseerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd gedemobiliseerd | werd gedemobiliseerd | werd gedemobiliseerd | werdt gedemobiliseerd | werd gedemobiliseerd | werden gedemobiliseerd | werden gedemobiliseerd | werden gedemobiliseerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gedemobiliseerd worden | zult gedemobiliseerd worden | zult gedemobiliseerd worden | zult gedemobiliseerd worden | zal gedemobiliseerd worden | zullen gedemobiliseerd worden | zullen gedemobiliseerd worden | zullen gedemobiliseerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gedemobiliseerd worden | zou gedemobiliseerd worden | zou/zoudt gedemobiliseerd worden | zoudt gedemobiliseerd worden | zou gedemobiliseerd worden | zouden gedemobiliseerd worden | zouden gedemobiliseerd worden | zouden gedemobiliseerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gedemobiliseerd | bent gedemobiliseerd | bent/is gedemobiliseerd | zijt gedemobiliseerd | is gedemobiliseerd | zijn gedemobiliseerd | zijn gedemobiliseerd | zijn gedemobiliseerd | |||
verleden (v.v.t.) | was gedemobiliseerd | was gedemobiliseerd | was gedemobiliseerd | waart gedemobiliseerd | was gedemobiliseerd | waren gedemobiliseerd | waren gedemobiliseerd | waren gedemobiliseerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gedemobiliseerd zijn | zult gedemobiliseerd zijn | zult gedemobiliseerd zijn | zult gedemobiliseerd zijn | zal gedemobiliseerd zijn | zullen gedemobiliseerd zijn | zullen gedemobiliseerd zijn | zullen gedemobiliseerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gedemobiliseerd zijn | zou gedemobiliseerd zijn | zou/zoudt gedemobiliseerd zijn | zoudt gedemobiliseerd zijn | zou gedemobiliseerd zijn | zouden gedemobiliseerd zijn | zouden gedemobiliseerd zijn | zouden gedemobiliseerd zijn |