vervoeging van de bedrijvende vorm van demoraliseren | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | demoraliseren | te demoraliseren | ||||||
toekomend | zullen demoraliseren | te zullen demoraliseren | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gedemoraliseerd | te hebben gedemoraliseerd | ||||||
toekomend | gedemoraliseerd zullen hebben | gedemoraliseerd te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
demoraliserend | gedemoraliseerd | ev. demoraliseer |
mv. verouderd demoraliseert |
demoralisere | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||
tegenwoordig (o.t.t.) | demoraliseer | demoraliseert | demoraliseert | demoraliseert | demoraliseert | demoraliseren | demoraliseren | demoraliseren | |
verleden (o.v.t.) | demoraliseerde | demoraliseerde | demoraliseerde | demoraliseerde | demoraliseerde | demoraliseerden | demoraliseerden | demoraliseerden | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal demoraliseren | zult/zal demoraliseren | zult/zal demoraliseren | zult demoraliseren | zal demoraliseren | zullen demoraliseren | zullen demoraliseren | zullen demoraliseren | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou demoraliseren | zou demoraliseren | zou(dt) demoraliseren | zoudt demoraliseren | zou demoraliseren | zouden demoraliseren | zouden demoraliseren | zouden demoraliseren | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gedemoraliseerd | hebt gedemoraliseerd | hebt/heeft gedemoraliseerd | hebt gedemoraliseerd | heeft gedemoraliseerd | hebben gedemoraliseerd | hebben gedemoraliseerd | hebben gedemoraliseerd | |
verleden (v.v.t.) | had gedemoraliseerd | had gedemoraliseerd | had gedemoraliseerd | hadt gedemoraliseerd | had gedemoraliseerd | hadden gedemoraliseerd | hadden gedemoraliseerd | hadden gedemoraliseerd | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal gedemoraliseerd hebben | zal/zult gedemoraliseerd hebben | zult/zal gedemoraliseerd hebben | zult gedemoraliseerd hebben | zal gedemoraliseerd hebben | zullen gedemoraliseerd hebben | zullen gedemoraliseerd hebben | zullen gedemoraliseerd hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gedemoraliseerd hebben | zou gedemoraliseerd hebben | zou/zoudt gedemoraliseerd hebben | zoudt gedemoraliseerd hebben | zou gedemoraliseerd hebben | zouden gedemoraliseerd hebben | zouden gedemoraliseerd hebben | zouden gedemoraliseerd hebben | |
onpersoonlijke lijdende vorm gedemoraliseerd worden | |||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||
tegenwoordig | er wordt gedemoraliseerd | er is gedemoraliseerd | |||||||
verleden | er werd gedemoraliseerd | er was gedemoraliseerd | |||||||
toekomend | er zal gedemoraliseerd worden | er zal gedemoraliseerd zijn | |||||||
voorwaardelijk | er zou gedemoraliseerd worden | er zou gedemoraliseerd zijn |