vervoeging van de bedrijvende vorm van demotiveren | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | demotiveren | te demotiveren | ||||||
toekomend | zullen demotiveren | te zullen demotiveren | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gedemotiveerd | te hebben gedemotiveerd | ||||||
toekomend | gedemotiveerd zullen hebben | gedemotiveerd te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
demotiverend | gedemotiveerd | ev. demotiveer |
mv. verouderd demotiveert |
demotivere | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||
tegenwoordig (o.t.t.) | demotiveer | demotiveert | demotiveert | demotiveert | demotiveert | demotiveren | demotiveren | demotiveren | |
verleden (o.v.t.) | demotiveerde | demotiveerde | demotiveerde | demotiveerde | demotiveerde | demotiveerden | demotiveerden | demotiveerden | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal demotiveren | zult/zal demotiveren | zult/zal demotiveren | zult demotiveren | zal demotiveren | zullen demotiveren | zullen demotiveren | zullen demotiveren | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou demotiveren | zou demotiveren | zou(dt) demotiveren | zoudt demotiveren | zou demotiveren | zouden demotiveren | zouden demotiveren | zouden demotiveren | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gedemotiveerd | hebt gedemotiveerd | hebt/heeft gedemotiveerd | hebt gedemotiveerd | heeft gedemotiveerd | hebben gedemotiveerd | hebben gedemotiveerd | hebben gedemotiveerd | |
verleden (v.v.t.) | had gedemotiveerd | had gedemotiveerd | had gedemotiveerd | hadt gedemotiveerd | had gedemotiveerd | hadden gedemotiveerd | hadden gedemotiveerd | hadden gedemotiveerd | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal gedemotiveerd hebben | zal/zult gedemotiveerd hebben | zult/zal gedemotiveerd hebben | zult gedemotiveerd hebben | zal gedemotiveerd hebben | zullen gedemotiveerd hebben | zullen gedemotiveerd hebben | zullen gedemotiveerd hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gedemotiveerd hebben | zou gedemotiveerd hebben | zou/zoudt gedemotiveerd hebben | zoudt gedemotiveerd hebben | zou gedemotiveerd hebben | zouden gedemotiveerd hebben | zouden gedemotiveerd hebben | zouden gedemotiveerd hebben | |
onpersoonlijke lijdende vorm gedemotiveerd worden | |||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||
tegenwoordig | er wordt gedemotiveerd | er is gedemotiveerd | |||||||
verleden | er werd gedemotiveerd | er was gedemotiveerd | |||||||
toekomend | er zal gedemotiveerd worden | er zal gedemotiveerd zijn | |||||||
voorwaardelijk | er zou gedemotiveerd worden | er zou gedemotiveerd zijn |