vervoeging van de bedrijvende vorm van denunciëren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | denunciëren | te denunciëren | ||||||||
toekomend | zullen denunciëren | te zullen denunciëren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gedenuncieerd | te hebben gedenuncieerd | ||||||||
toekomend | gedenuncieerd zullen hebben | gedenuncieerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
denunciërend | gedenuncieerd | ev. denuncieer |
mv. verouderd denuncieert |
denunciëre | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | denuncieer | denuncieert | denuncieert | denuncieert | denuncieert | denunciëren | denunciëren | denunciëren | |||
verleden (o.v.t.) | denuncieerde | denuncieerde | denuncieerde | denuncieerde | denuncieerde | denuncieerden | denuncieerden | denuncieerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal denunciëren | zult/zal denunciëren | zult/zal denunciëren | zult denunciëren | zal denunciëren | zullen denunciëren | zullen denunciëren | zullen denunciëren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou denunciëren | zou denunciëren | zou(dt) denunciëren | zoudt denunciëren | zou denunciëren | zouden denunciëren | zouden denunciëren | zouden denunciëren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gedenuncieerd | hebt gedenuncieerd | hebt/heeft gedenuncieerd | hebt gedenuncieerd | heeft gedenuncieerd | hebben gedenuncieerd | hebben gedenuncieerd | hebben gedenuncieerd | |||
verleden (v.v.t.) | had gedenuncieerd | had gedenuncieerd | had gedenuncieerd | hadt gedenuncieerd | had gedenuncieerd | hadden gedenuncieerd | hadden gedenuncieerd | hadden gedenuncieerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gedenuncieerd hebben | zal/zult gedenuncieerd hebben | zult/zal gedenuncieerd hebben | zult gedenuncieerd hebben | zal gedenuncieerd hebben | zullen gedenuncieerd hebben | zullen gedenuncieerd hebben | zullen gedenuncieerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gedenuncieerd hebben | zou gedenuncieerd hebben | zou/zoudt gedenuncieerd hebben | zoudt gedenuncieerd hebben | zou gedenuncieerd hebben | zouden gedenuncieerd hebben | zouden gedenuncieerd hebben | zouden gedenuncieerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gedenuncieerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gedenuncieerd | er is gedenuncieerd | |||||||||
verleden | er werd gedenuncieerd | er was gedenuncieerd | |||||||||
toekomend | er zal gedenuncieerd worden | er zal gedenuncieerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gedenuncieerd worden | er zou gedenuncieerd zijn | |||||||||
lijdende vorm gedenuncieerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gedenuncieerd worden | gedenuncieerd te worden | ||||||||
toekomend | gedenuncieerd zullen worden | gedenuncieerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gedenuncieerd zijn | gedenuncieerd te zijn | ||||||||
toekomend | gedenuncieerd zullen zijn | gedenuncieerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gedenuncieerd | wordt gedenuncieerd | wordt gedenuncieerd | wordt gedenuncieerd | wordt gedenuncieerd | worden gedenuncieerd | worden gedenuncieerd | worden gedenuncieerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd gedenuncieerd | werd gedenuncieerd | werd gedenuncieerd | werdt gedenuncieerd | werd gedenuncieerd | werden gedenuncieerd | werden gedenuncieerd | werden gedenuncieerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gedenuncieerd worden | zult gedenuncieerd worden | zult gedenuncieerd worden | zult gedenuncieerd worden | zal gedenuncieerd worden | zullen gedenuncieerd worden | zullen gedenuncieerd worden | zullen gedenuncieerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gedenuncieerd worden | zou gedenuncieerd worden | zou/zoudt gedenuncieerd worden | zoudt gedenuncieerd worden | zou gedenuncieerd worden | zouden gedenuncieerd worden | zouden gedenuncieerd worden | zouden gedenuncieerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gedenuncieerd | bent gedenuncieerd | bent/is gedenuncieerd | zijt gedenuncieerd | is gedenuncieerd | zijn gedenuncieerd | zijn gedenuncieerd | zijn gedenuncieerd | |||
verleden (v.v.t.) | was gedenuncieerd | was gedenuncieerd | was gedenuncieerd | waart gedenuncieerd | was gedenuncieerd | waren gedenuncieerd | waren gedenuncieerd | waren gedenuncieerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gedenuncieerd zijn | zult gedenuncieerd zijn | zult gedenuncieerd zijn | zult gedenuncieerd zijn | zal gedenuncieerd zijn | zullen gedenuncieerd zijn | zullen gedenuncieerd zijn | zullen gedenuncieerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gedenuncieerd zijn | zou gedenuncieerd zijn | zou/zoudt gedenuncieerd zijn | zoudt gedenuncieerd zijn | zou gedenuncieerd zijn | zouden gedenuncieerd zijn | zouden gedenuncieerd zijn | zouden gedenuncieerd zijn |