vervoeging van de bedrijvende vorm van deporteren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | deporteren | te deporteren | ||||||||
toekomend | zullen deporteren | te zullen deporteren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gedeporteerd | te hebben gedeporteerd | ||||||||
toekomend | gedeporteerd zullen hebben | gedeporteerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
deporterend | gedeporteerd | ev. deporteer |
mv. verouderd deporteert |
deportere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | deporteer | deporteert | deporteert | deporteert | deporteert | deporteren | deporteren | deporteren | |||
verleden (o.v.t.) | deporteerde | deporteerde | deporteerde | deporteerde | deporteerde | deporteerden | deporteerden | deporteerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal deporteren | zult/zal deporteren | zult/zal deporteren | zult deporteren | zal deporteren | zullen deporteren | zullen deporteren | zullen deporteren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou deporteren | zou deporteren | zou(dt) deporteren | zoudt deporteren | zou deporteren | zouden deporteren | zouden deporteren | zouden deporteren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gedeporteerd | hebt gedeporteerd | hebt/heeft gedeporteerd | hebt gedeporteerd | heeft gedeporteerd | hebben gedeporteerd | hebben gedeporteerd | hebben gedeporteerd | |||
verleden (v.v.t.) | had gedeporteerd | had gedeporteerd | had gedeporteerd | hadt gedeporteerd | had gedeporteerd | hadden gedeporteerd | hadden gedeporteerd | hadden gedeporteerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gedeporteerd hebben | zal/zult gedeporteerd hebben | zult/zal gedeporteerd hebben | zult gedeporteerd hebben | zal gedeporteerd hebben | zullen gedeporteerd hebben | zullen gedeporteerd hebben | zullen gedeporteerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gedeporteerd hebben | zou gedeporteerd hebben | zou/zoudt gedeporteerd hebben | zoudt gedeporteerd hebben | zou gedeporteerd hebben | zouden gedeporteerd hebben | zouden gedeporteerd hebben | zouden gedeporteerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gedeporteerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gedeporteerd | er is gedeporteerd | |||||||||
verleden | er werd gedeporteerd | er was gedeporteerd | |||||||||
toekomend | er zal gedeporteerd worden | er zal gedeporteerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gedeporteerd worden | er zou gedeporteerd zijn | |||||||||
lijdende vorm gedeporteerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gedeporteerd worden | gedeporteerd te worden | ||||||||
toekomend | gedeporteerd zullen worden | gedeporteerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gedeporteerd zijn | gedeporteerd te zijn | ||||||||
toekomend | gedeporteerd zullen zijn | gedeporteerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gedeporteerd | wordt gedeporteerd | wordt gedeporteerd | wordt gedeporteerd | wordt gedeporteerd | worden gedeporteerd | worden gedeporteerd | worden gedeporteerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd gedeporteerd | werd gedeporteerd | werd gedeporteerd | werdt gedeporteerd | werd gedeporteerd | werden gedeporteerd | werden gedeporteerd | werden gedeporteerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gedeporteerd worden | zult gedeporteerd worden | zult gedeporteerd worden | zult gedeporteerd worden | zal gedeporteerd worden | zullen gedeporteerd worden | zullen gedeporteerd worden | zullen gedeporteerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gedeporteerd worden | zou gedeporteerd worden | zou/zoudt gedeporteerd worden | zoudt gedeporteerd worden | zou gedeporteerd worden | zouden gedeporteerd worden | zouden gedeporteerd worden | zouden gedeporteerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gedeporteerd | bent gedeporteerd | bent/is gedeporteerd | zijt gedeporteerd | is gedeporteerd | zijn gedeporteerd | zijn gedeporteerd | zijn gedeporteerd | |||
verleden (v.v.t.) | was gedeporteerd | was gedeporteerd | was gedeporteerd | waart gedeporteerd | was gedeporteerd | waren gedeporteerd | waren gedeporteerd | waren gedeporteerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gedeporteerd zijn | zult gedeporteerd zijn | zult gedeporteerd zijn | zult gedeporteerd zijn | zal gedeporteerd zijn | zullen gedeporteerd zijn | zullen gedeporteerd zijn | zullen gedeporteerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gedeporteerd zijn | zou gedeporteerd zijn | zou/zoudt gedeporteerd zijn | zoudt gedeporteerd zijn | zou gedeporteerd zijn | zouden gedeporteerd zijn | zouden gedeporteerd zijn | zouden gedeporteerd zijn |