vervoeging van de bedrijvende vorm van digereren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | digereren | te digereren | ||||||||
toekomend | zullen digereren | te zullen digereren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gedigereerd | te hebben gedigereerd | ||||||||
toekomend | gedigereerd zullen hebben | gedigereerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
digererend | gedigereerd | ev. digereer |
mv. verouderd digereert |
digerere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | digereer | digereert | digereert | digereert | digereert | digereren | digereren | digereren | |||
verleden (o.v.t.) | digereerde | digereerde | digereerde | digereerde | digereerde | digereerden | digereerden | digereerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal digereren | zult/zal digereren | zult/zal digereren | zult digereren | zal digereren | zullen digereren | zullen digereren | zullen digereren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou digereren | zou digereren | zou(dt) digereren | zoudt digereren | zou digereren | zouden digereren | zouden digereren | zouden digereren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gedigereerd | hebt gedigereerd | hebt/heeft gedigereerd | hebt gedigereerd | heeft gedigereerd | hebben gedigereerd | hebben gedigereerd | hebben gedigereerd | |||
verleden (v.v.t.) | had gedigereerd | had gedigereerd | had gedigereerd | hadt gedigereerd | had gedigereerd | hadden gedigereerd | hadden gedigereerd | hadden gedigereerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gedigereerd hebben | zal/zult gedigereerd hebben | zult/zal gedigereerd hebben | zult gedigereerd hebben | zal gedigereerd hebben | zullen gedigereerd hebben | zullen gedigereerd hebben | zullen gedigereerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gedigereerd hebben | zou gedigereerd hebben | zou/zoudt gedigereerd hebben | zoudt gedigereerd hebben | zou gedigereerd hebben | zouden gedigereerd hebben | zouden gedigereerd hebben | zouden gedigereerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gedigereerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gedigereerd | er is gedigereerd | |||||||||
verleden | er werd gedigereerd | er was gedigereerd | |||||||||
toekomend | er zal gedigereerd worden | er zal gedigereerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gedigereerd worden | er zou gedigereerd zijn | |||||||||
lijdende vorm gedigereerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gedigereerd worden | gedigereerd te worden | ||||||||
toekomend | gedigereerd zullen worden | gedigereerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gedigereerd zijn | gedigereerd te zijn | ||||||||
toekomend | gedigereerd zullen zijn | gedigereerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gedigereerd | wordt gedigereerd | wordt gedigereerd | wordt gedigereerd | wordt gedigereerd | worden gedigereerd | worden gedigereerd | worden gedigereerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd gedigereerd | werd gedigereerd | werd gedigereerd | werdt gedigereerd | werd gedigereerd | werden gedigereerd | werden gedigereerd | werden gedigereerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gedigereerd worden | zult gedigereerd worden | zult gedigereerd worden | zult gedigereerd worden | zal gedigereerd worden | zullen gedigereerd worden | zullen gedigereerd worden | zullen gedigereerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gedigereerd worden | zou gedigereerd worden | zou/zoudt gedigereerd worden | zoudt gedigereerd worden | zou gedigereerd worden | zouden gedigereerd worden | zouden gedigereerd worden | zouden gedigereerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gedigereerd | bent gedigereerd | bent/is gedigereerd | zijt gedigereerd | is gedigereerd | zijn gedigereerd | zijn gedigereerd | zijn gedigereerd | |||
verleden (v.v.t.) | was gedigereerd | was gedigereerd | was gedigereerd | waart gedigereerd | was gedigereerd | waren gedigereerd | waren gedigereerd | waren gedigereerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gedigereerd zijn | zult gedigereerd zijn | zult gedigereerd zijn | zult gedigereerd zijn | zal gedigereerd zijn | zullen gedigereerd zijn | zullen gedigereerd zijn | zullen gedigereerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gedigereerd zijn | zou gedigereerd zijn | zou/zoudt gedigereerd zijn | zoudt gedigereerd zijn | zou gedigereerd zijn | zouden gedigereerd zijn | zouden gedigereerd zijn | zouden gedigereerd zijn |