vervoeging van de bedrijvende vorm van dirigeren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | dirigeren | te dirigeren | ||||||||
toekomend | zullen dirigeren | te zullen dirigeren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gedirigeerd | te hebben gedirigeerd | ||||||||
toekomend | gedirigeerd zullen hebben | gedirigeerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
dirigerend | gedirigeerd | ev. dirigeer |
mv. verouderd dirigeert |
dirigere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | dirigeer | dirigeert | dirigeert | dirigeert | dirigeert | dirigeren | dirigeren | dirigeren | |||
verleden (o.v.t.) | dirigeerde | dirigeerde | dirigeerde | dirigeerde | dirigeerde | dirigeerden | dirigeerden | dirigeerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal dirigeren | zult/zal dirigeren | zult/zal dirigeren | zult dirigeren | zal dirigeren | zullen dirigeren | zullen dirigeren | zullen dirigeren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou dirigeren | zou dirigeren | zou(dt) dirigeren | zoudt dirigeren | zou dirigeren | zouden dirigeren | zouden dirigeren | zouden dirigeren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gedirigeerd | hebt gedirigeerd | hebt/heeft gedirigeerd | hebt gedirigeerd | heeft gedirigeerd | hebben gedirigeerd | hebben gedirigeerd | hebben gedirigeerd | |||
verleden (v.v.t.) | had gedirigeerd | had gedirigeerd | had gedirigeerd | hadt gedirigeerd | had gedirigeerd | hadden gedirigeerd | hadden gedirigeerd | hadden gedirigeerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gedirigeerd hebben | zal/zult gedirigeerd hebben | zult/zal gedirigeerd hebben | zult gedirigeerd hebben | zal gedirigeerd hebben | zullen gedirigeerd hebben | zullen gedirigeerd hebben | zullen gedirigeerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gedirigeerd hebben | zou gedirigeerd hebben | zou/zoudt gedirigeerd hebben | zoudt gedirigeerd hebben | zou gedirigeerd hebben | zouden gedirigeerd hebben | zouden gedirigeerd hebben | zouden gedirigeerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gedirigeerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gedirigeerd | er is gedirigeerd | |||||||||
verleden | er werd gedirigeerd | er was gedirigeerd | |||||||||
toekomend | er zal gedirigeerd worden | er zal gedirigeerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gedirigeerd worden | er zou gedirigeerd zijn | |||||||||
lijdende vorm gedirigeerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gedirigeerd worden | gedirigeerd te worden | ||||||||
toekomend | gedirigeerd zullen worden | gedirigeerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gedirigeerd zijn | gedirigeerd te zijn | ||||||||
toekomend | gedirigeerd zullen zijn | gedirigeerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gedirigeerd | wordt gedirigeerd | wordt gedirigeerd | wordt gedirigeerd | wordt gedirigeerd | worden gedirigeerd | worden gedirigeerd | worden gedirigeerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd gedirigeerd | werd gedirigeerd | werd gedirigeerd | werdt gedirigeerd | werd gedirigeerd | werden gedirigeerd | werden gedirigeerd | werden gedirigeerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gedirigeerd worden | zult gedirigeerd worden | zult gedirigeerd worden | zult gedirigeerd worden | zal gedirigeerd worden | zullen gedirigeerd worden | zullen gedirigeerd worden | zullen gedirigeerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gedirigeerd worden | zou gedirigeerd worden | zou/zoudt gedirigeerd worden | zoudt gedirigeerd worden | zou gedirigeerd worden | zouden gedirigeerd worden | zouden gedirigeerd worden | zouden gedirigeerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gedirigeerd | bent gedirigeerd | bent/is gedirigeerd | zijt gedirigeerd | is gedirigeerd | zijn gedirigeerd | zijn gedirigeerd | zijn gedirigeerd | |||
verleden (v.v.t.) | was gedirigeerd | was gedirigeerd | was gedirigeerd | waart gedirigeerd | was gedirigeerd | waren gedirigeerd | waren gedirigeerd | waren gedirigeerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gedirigeerd zijn | zult gedirigeerd zijn | zult gedirigeerd zijn | zult gedirigeerd zijn | zal gedirigeerd zijn | zullen gedirigeerd zijn | zullen gedirigeerd zijn | zullen gedirigeerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gedirigeerd zijn | zou gedirigeerd zijn | zou/zoudt gedirigeerd zijn | zoudt gedirigeerd zijn | zou gedirigeerd zijn | zouden gedirigeerd zijn | zouden gedirigeerd zijn | zouden gedirigeerd zijn |