vervoeging van de bedrijvende vorm van disconteren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | disconteren | te disconteren | ||||||||
toekomend | zullen disconteren | te zullen disconteren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gedisconteerd | te hebben gedisconteerd | ||||||||
toekomend | gedisconteerd zullen hebben | gedisconteerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
disconterend | gedisconteerd | ev. disconteer |
mv. verouderd disconteert |
discontere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | disconteer | disconteert | disconteert | disconteert | disconteert | disconteren | disconteren | disconteren | |||
verleden (o.v.t.) | disconteerde | disconteerde | disconteerde | disconteerde | disconteerde | disconteerden | disconteerden | disconteerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal disconteren | zult/zal disconteren | zult/zal disconteren | zult disconteren | zal disconteren | zullen disconteren | zullen disconteren | zullen disconteren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou disconteren | zou disconteren | zou(dt) disconteren | zoudt disconteren | zou disconteren | zouden disconteren | zouden disconteren | zouden disconteren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gedisconteerd | hebt gedisconteerd | hebt/heeft gedisconteerd | hebt gedisconteerd | heeft gedisconteerd | hebben gedisconteerd | hebben gedisconteerd | hebben gedisconteerd | |||
verleden (v.v.t.) | had gedisconteerd | had gedisconteerd | had gedisconteerd | hadt gedisconteerd | had gedisconteerd | hadden gedisconteerd | hadden gedisconteerd | hadden gedisconteerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gedisconteerd hebben | zal/zult gedisconteerd hebben | zult/zal gedisconteerd hebben | zult gedisconteerd hebben | zal gedisconteerd hebben | zullen gedisconteerd hebben | zullen gedisconteerd hebben | zullen gedisconteerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gedisconteerd hebben | zou gedisconteerd hebben | zou/zoudt gedisconteerd hebben | zoudt gedisconteerd hebben | zou gedisconteerd hebben | zouden gedisconteerd hebben | zouden gedisconteerd hebben | zouden gedisconteerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gedisconteerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gedisconteerd | er is gedisconteerd | |||||||||
verleden | er werd gedisconteerd | er was gedisconteerd | |||||||||
toekomend | er zal gedisconteerd worden | er zal gedisconteerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gedisconteerd worden | er zou gedisconteerd zijn | |||||||||
lijdende vorm gedisconteerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gedisconteerd worden | gedisconteerd te worden | ||||||||
toekomend | gedisconteerd zullen worden | gedisconteerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gedisconteerd zijn | gedisconteerd te zijn | ||||||||
toekomend | gedisconteerd zullen zijn | gedisconteerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gedisconteerd | wordt gedisconteerd | wordt gedisconteerd | wordt gedisconteerd | wordt gedisconteerd | worden gedisconteerd | worden gedisconteerd | worden gedisconteerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd gedisconteerd | werd gedisconteerd | werd gedisconteerd | werdt gedisconteerd | werd gedisconteerd | werden gedisconteerd | werden gedisconteerd | werden gedisconteerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gedisconteerd worden | zult gedisconteerd worden | zult gedisconteerd worden | zult gedisconteerd worden | zal gedisconteerd worden | zullen gedisconteerd worden | zullen gedisconteerd worden | zullen gedisconteerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gedisconteerd worden | zou gedisconteerd worden | zou/zoudt gedisconteerd worden | zoudt gedisconteerd worden | zou gedisconteerd worden | zouden gedisconteerd worden | zouden gedisconteerd worden | zouden gedisconteerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gedisconteerd | bent gedisconteerd | bent/is gedisconteerd | zijt gedisconteerd | is gedisconteerd | zijn gedisconteerd | zijn gedisconteerd | zijn gedisconteerd | |||
verleden (v.v.t.) | was gedisconteerd | was gedisconteerd | was gedisconteerd | waart gedisconteerd | was gedisconteerd | waren gedisconteerd | waren gedisconteerd | waren gedisconteerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gedisconteerd zijn | zult gedisconteerd zijn | zult gedisconteerd zijn | zult gedisconteerd zijn | zal gedisconteerd zijn | zullen gedisconteerd zijn | zullen gedisconteerd zijn | zullen gedisconteerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gedisconteerd zijn | zou gedisconteerd zijn | zou/zoudt gedisconteerd zijn | zoudt gedisconteerd zijn | zou gedisconteerd zijn | zouden gedisconteerd zijn | zouden gedisconteerd zijn | zouden gedisconteerd zijn |